Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. verwijden:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for verwijden:
    • dilate


Neerlandés

Traducciones detalladas de verwijden de neerlandés a inglés

verwijden:

verwijden verbo (verwijd, verwijdt, verwijdde, verwijdden, verwijd)

  1. verwijden (expanderen; uitbreiden; verruimen; )
    to expand; to extend; to build out; to widen; to add on to; to add; to swell
    • expand verbo (expands, expanded, expanding)
    • extend verbo (extends, extended, extending)
    • build out verbo (builds out, built out, building out)
    • widen verbo (widens, widened, widening)
    • add on to verbo (adds on to, added on to, adding on to)
    • add verbo (adds, added, adding)
    • swell verbo (swells, swelled, swelling)
  2. verwijden (wijder maken)
    to broaden; to spread; to widen
    • broaden verbo (broadens, broadened, broadening)
    • spread verbo (spreads, spread, spreading)
    • widen verbo (widens, widened, widening)

Conjugaciones de verwijden:

o.t.t.
  1. verwijd
  2. verwijdt
  3. verwijdt
  4. verwijden
  5. verwijden
  6. verwijden
o.v.t.
  1. verwijdde
  2. verwijdde
  3. verwijdde
  4. verwijdden
  5. verwijdden
  6. verwijdden
v.t.t.
  1. heb verwijd
  2. hebt verwijd
  3. heeft verwijd
  4. hebben verwijd
  5. hebben verwijd
  6. hebben verwijd
v.v.t.
  1. had verwijd
  2. had verwijd
  3. had verwijd
  4. hadden verwijd
  5. hadden verwijd
  6. hadden verwijd
o.t.t.t.
  1. zal verwijden
  2. zult verwijden
  3. zal verwijden
  4. zullen verwijden
  5. zullen verwijden
  6. zullen verwijden
o.v.t.t.
  1. zou verwijden
  2. zou verwijden
  3. zou verwijden
  4. zouden verwijden
  5. zouden verwijden
  6. zouden verwijden
diversen
  1. verwijd!
  2. verwijdt!
  3. verwijd
  4. verwijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verwijden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
spread banket; beleg; broodbeleg; feestdiner; feestmaal; smulpartij; spreiding
swell banjer; bult; deining; heuvel; op en neer bewegen; schommeling; wiegeling; zeegang
widen het groter worden; uitzetten; vergroting; wijd worden
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
add expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden aanbouwen; aansluiten; aanvullen; bevatten; bijbouwen; bijdoen; bijgieten; bijleveren; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; bijzetten; completeren; erbij doen; erbij tellen; erbij voegen; inhouden; inschenken; intappen; neerzetten; optellen; plaatsen; samenschikken; samentellen; schenken; serveren; tappen; toevoegen; toevoegen aan levering; uitbouwen; voegen; voltallig maken; zetten
add on to expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden aanbouwen; bijbouwen; uitbouwen
broaden verwijden; wijder maken breder maken; verbreden
build out expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden aanbouwen; bijbouwen; uitbouwen
expand expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden aanbouwen; aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bijbouwen; breed uitmeten; de hoogte ingaan; dik worden; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; opzwellen; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitweiden; uitzwellen; vergroten; vermeerderen; zich vermeerderen
extend expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden aanbouwen; aangeven; aangroeien; aanreiken; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; afgeven; bijbouwen; de hoogte ingaan; gedijen; geven; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; overgeven; overhandigen; stijgen; strekken; talrijker maken; toenemen; toesteken; uitbouwen; uitbreiden; vergroten; vermeerderen
spread verwijden; wijder maken een boodschap uitdragen; klaar leggen; rondstrooien; spreiden; uitdragen; uitspreiden; uitwrijven; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verkondigen; verspreiden; verstrooien; voortwoekeren; zich verder verspreiden
swell expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden dik worden; opzwellen; uitdijen; uitzwellen
widen expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; wijder maken
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
spread gespreid
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
swell fantastisch; super; supergaaf
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
swell fantastisch; gelikt; geweldig; grandioos; groots; magnifiek; picobello; piekfijn; schitterend; tiptop; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk

Wiktionary: verwijden

verwijden
verb
  1. (intransitive) to take up a larger area, expand

Cross Translation:
FromToVia
verwijden aggrandize; amplify; augment; enlarge; grow; increase; magnify; step up agrandirrendre plus grand.