Resumen
Neerlandés
Traducciones detalladas de functioneren de neerlandés a inglés
functioneren:
-
functioneren
Conjugaciones de functioneren:
o.t.t.
- functioneer
- functioneert
- functioneert
- functioneren
- functioneren
- functioneren
o.v.t.
- functioneerde
- functioneerde
- functioneerde
- functioneerden
- functioneerden
- functioneerden
v.t.t.
- heb gefunctioneerd
- hebt gefunctioneerd
- heeft gefunctioneerd
- hebben gefunctioneerd
- hebben gefunctioneerd
- hebben gefunctioneerd
v.v.t.
- had gefunctioneerd
- had gefunctioneerd
- had gefunctioneerd
- hadden gefunctioneerd
- hadden gefunctioneerd
- hadden gefunctioneerd
o.t.t.t.
- zal functioneren
- zult functioneren
- zal functioneren
- zullen functioneren
- zullen functioneren
- zullen functioneren
o.v.t.t.
- zou functioneren
- zou functioneren
- zou functioneren
- zouden functioneren
- zouden functioneren
- zouden functioneren
diversen
- functioneer!
- functioneert!
- gefunctioneerd
- functionerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
functioneren (werken)
Translation Matrix for functioneren:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
function | ambt; baan; betrekking; dienstbetrekking; eigenschap; functie; functionaliteit; hoedanigheid; job; positie; werkzaamheid | |
functioning | functioneren; werken | functionering |
working | functioneren; werken | arbeid; gelukken; job; karwei; lukken; slagen; werken; werking |
- | doen | |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
function | functioneren | uit werken gaan; werkzaam zijn |
- | werken | |
Adjective | Traducciones relacionadas | Other Translations |
functioning | fungerend; handelend | |
working | actief; arbeidend; arbeidzaam; bedrijvig; bezig; druk; werkend; werkzaam |
Sinónimos de "functioneren":
Antónimos de "functioneren":
Definiciones relacionadas de "functioneren":
Wiktionary: functioneren
functioneren
functioneren
Cross Translation:
verb
-
to carry on a function
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• functioneren | → function | ↔ funktionieren — vorschriftsmäßig arbeiten |
• functioneren | → function; operate; run; work; perform; act | ↔ fonctionner — accomplir sa fonction, en parlant d’un mécanisme, d’un organe, etc. |