Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de verwijten de neerlandés a inglés

verwijten:

verwijten verbo (verwijt, verweet, verweten, verweten)

  1. verwijten (aanrekenen; beschuldigen; voorhouden; )
    to accuse; to blame; to reproach; to reprimand; hold against; to rebuke; to discredit
    • accuse verbo (accuses, accused, accusing)
    • blame verbo (blames, blamed, blaming)
    • reproach verbo (reproaches, reproached, reproaching)
    • reprimand verbo (reprimands, reprimanded, reprimanding)
    • hold against verbo
    • rebuke verbo (rebukes, rebuked, rebuking)
    • discredit verbo (discredits, discredited, discrediting)

Conjugaciones de verwijten:

o.t.t.
  1. verwijt
  2. verwijt
  3. verwijt
  4. verwijten
  5. verwijten
  6. verwijten
o.v.t.
  1. verweet
  2. verweet
  3. verweet
  4. verweten
  5. verweten
  6. verweten
v.t.t.
  1. heb verweten
  2. hebt verweten
  3. heeft verweten
  4. hebben verweten
  5. hebben verweten
  6. hebben verweten
v.v.t.
  1. had verweten
  2. had verweten
  3. had verweten
  4. hadden verweten
  5. hadden verweten
  6. hadden verweten
o.t.t.t.
  1. zal verwijten
  2. zult verwijten
  3. zal verwijten
  4. zullen verwijten
  5. zullen verwijten
  6. zullen verwijten
o.v.t.t.
  1. zou verwijten
  2. zou verwijten
  3. zou verwijten
  4. zouden verwijten
  5. zouden verwijten
  6. zouden verwijten
diversen
  1. verwijt!
  2. verwijt!
  3. verweten
  4. verwijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verwijten [het ~] sustantivo

  1. het verwijten
    the blaming

Translation Matrix for verwijten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
blame berisping; blaam; gisping; kwalijk nemen; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
blaming verwijten
discredit diskrediet; opspraak
reprimand berisping; gisping; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
reproach berisping; blaam; gisping; kwalijk nemen; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
accuse aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanklagen; beschuldigen; betichten; incrimineren; ten laste leggen; tenlaste leggen; verdacht maken; verdenken
blame aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; terechtwijzen; vermanen; voor de voeten gooien; waarschuwen; wijten
discredit aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
hold against aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
rebuke aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; bestraffen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; sancties treffen; straffen; terechtwijzen; vermanen; voor de voeten gooien; waarschuwen
reprimand aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; bestraffen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; sancties treffen; straffen; terechtwijzen; vermanen; voor de voeten gooien; waarschuwen
reproach aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanrekenen; aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien

Wiktionary: verwijten

verwijten
verb
  1. place blame upon
  2. to criticise harshly; to reprove

Cross Translation:
FromToVia
verwijten reprove; upbraid; tell off; blame; rage; bellow; boom gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent.
verwijten take; regain reprendre — Prendre de nouveau. (Sens général)
verwijten reproach; blame; rebuke; reprove; scold; reprimand; upbraid; tell off reprocherimputer la faute à quelqu’un, en l’blâmer, en lui faire des remontrances.
verwijten admonish; exhort; tell off; blame; rebuke; reproach; reprove; scold; reprimand; upbraid réprimanderreprendre quelqu’un avec autorité, lui reprocher sa faute.
verwijten lecture; sermonize sermonner — (familier, fr) Faire des remontrances ennuyeux et hors de propos.

Traducciones relacionadas de verwijten