Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. consolideren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de consolideren de neerlandés a inglés

consolideren:

consolideren verbo (consolideer, consolideert, consolideerde, consolideerden, geconsolideerd)

  1. consolideren (verstevigen)
    strenghten; to consolidate

Conjugaciones de consolideren:

o.t.t.
  1. consolideer
  2. consolideert
  3. consolideert
  4. consolideren
  5. consolideren
  6. consolideren
o.v.t.
  1. consolideerde
  2. consolideerde
  3. consolideerde
  4. consolideerden
  5. consolideerden
  6. consolideerden
v.t.t.
  1. heb geconsolideerd
  2. hebt geconsolideerd
  3. heeft geconsolideerd
  4. hebben geconsolideerd
  5. hebben geconsolideerd
  6. hebben geconsolideerd
v.v.t.
  1. had geconsolideerd
  2. had geconsolideerd
  3. had geconsolideerd
  4. hadden geconsolideerd
  5. hadden geconsolideerd
  6. hadden geconsolideerd
o.t.t.t.
  1. zal consolideren
  2. zult consolideren
  3. zal consolideren
  4. zullen consolideren
  5. zullen consolideren
  6. zullen consolideren
o.v.t.t.
  1. zou consolideren
  2. zou consolideren
  3. zou consolideren
  4. zouden consolideren
  5. zouden consolideren
  6. zouden consolideren
diversen
  1. consolideer!
  2. consolideert!
  3. geconsolideerd
  4. consoliderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for consolideren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
consolidate consolideren; verstevigen solidair maken; solidariseren
strenghten consolideren; verstevigen

Wiktionary: consolideren

consolideren
verb
  1. vast en duurzaam maken

Traducciones automáticas externas: