Interglot - boot: resultados en neerlandés e inglés encontrados en el Diccionario de traducción Interglot

Resumen

Neerlandés a inglés: más información...

boot:
- ship; vessel; boat; craft
Wiktionary:
- boot → boat
- boot → boat, vessel, craft, ship

Inglés a neerlandés: más información...

boot:
- kofferbak; koffer; achterbak; bagageruimte; kofferruimte; laars; voetbeweging; trap; schop; schoppen
- in werking stellen; opstarten; trappen
Wiktionary:
- boot → bootleg, hoge, schoen, laars, bot, huls, beschermhuls, wielklem, kofferbak
- boot → eruittrappen, eruitgooien, buitengooien, kotsen, braken, trappen, schoppen, schieten, afranselen, straffen
- boot → laars, starten, opstarten, schoen

Neerlandés

Traducciones detalladas de boot de neerlandés a inglés

boot:

boot [de ~] sustantivo

de boot (vaartuig; schip; schuit; scheepje; stoomschip; schuitje)

– voertuig waarmee je vaart ¹
the ship
– a vessel that carries passengers or freight ²
- ship [the ~] sustantivo
the vessel
– a craft designed for water transportation ²
- vessel [the ~] sustantivo
the boat
– a small vessel for travel on water ²
- boat [the ~] sustantivo
the craft
– a vehicle designed for navigation in or on water or air or through outer space ²
- craft [the ~] sustantivo
de boot
the vessel
- vessel [the ~] sustantivo

Translation Matrix for boot:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
boat	boot; scheepje; schip; schuit; schuitje; stoomschip; vaartuig
craft	boot; scheepje; schip; schuit; schuitje; stoomschip; vaartuig	ambacht; ambachtsgilde; beroepsorganisatie; bond; broederschap; club; georganiseerd gezelschap; gilde; metier; métier; orde; organisatie; stiel; unie; vak; vakgenootschap; vereniging
ship	boot; scheepje; schip; schuit; schuitje; stoomschip; vaartuig
vessel	boot; scheepje; schip; schuit; schuitje; stoomschip; vaartuig	bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat
-	schip
Verb	Traducciones relacionadas	Other Translations
ship		aan boord gaan; aan boord klimmen; aanleveren; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; inladen; laden; leveren; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen; toeleveren; verladen; verschepen; versturen; zenden

Palabras relacionadas con "boot":

bootten, boots, boten, bootje, bootjes

Sinónimos de "boot":

schip

Definiciones relacionadas de "boot":

voertuig waarmee je vaart¹
- we zijn met een boot over de rivier gevaren¹

Wiktionary: boot

boot

noun

een klein vaartuig
- boot → boat

boot

noun

water craft
- boat → boot; schip

Cross Translation:

From	To	Via
• boot	→ boat; vessel; craft; ship	↔ bateau — Ouvrage flottant destiné à la navigation
• boot	→ ship	↔ navire — bâtiment qui sert à naviguer sur mer.

Traducciones relacionadas de boot

per boot

Inglés

Traducciones detalladas de boot de inglés a neerlandés

boot:

boot [the ~] sustantivo, británico

the boot (trunk)

– British term for the luggage compartment in a car ²
de kofferbak; de koffer; de achterbak; de bagageruimte; de kofferruimte
- kofferbak [de ~ (m)] sustantivo
- koffer [de ~ (m)] sustantivo
- achterbak [de ~ (m)] sustantivo
- bagageruimte [de ~ (v)] sustantivo
- kofferruimte [de ~ (v)] sustantivo
the boot

– footwear that covers the whole foot and lower leg ²
de laars
- laars [de ~] sustantivo
the boot (kick; kicking)

– the act of delivering a blow with the foot ²
de voetbeweging; de schop
- voetbeweging [de ~ (v)] sustantivo
- schop [de ~ (m)] sustantivo
de trap
– harde stoot met je voet ¹
- trap [de ~ (m)] sustantivo
  - hij gaf een trap tegen de bal¹
the boot (kick; kicking)

– the act of delivering a blow with the foot ²
schoppen
– er een harde stoot met je voet tegen geven ¹
- schoppen verbo (schop, schopt, schopte, schopten, geschopt)
  - hij schopte de bal in het doel¹

to boot verbo (boots, booted, booting)

to boot (start up)
in werking stellen; opstarten
- in werking stellen verbo (stel in werking, stelt in werking, stelde in werking, stelden in werking, in werking gesteld)
- opstarten verbo (start op, startte op, startten op, opgestart)
to boot

– kick; give a boot to ²
trappen
- trappen verbo (trap, trapt, trapte, trapten, getrapt)

Conjugaciones de boot:

present

boot
boot
boots
boot
boot
boot

simple past

booted
booted
booted
booted
booted
booted

present perfect

have booted
have booted
has booted
have booted
have booted
have booted

past continuous

was booting
were booting
was booting
were booting
were booting
were booting

future

shall boot
will boot
will boot
shall boot
will boot
will boot

continuous present

am booting
are booting
is booting
are booting
are booting
are booting

subjunctive

be booted
be booted
be booted
be booted
be booted
be booted

diverse

boot!
let's boot!
booted
booting

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for boot:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
achterbak	boot; trunk
bagageruimte	boot; trunk
koffer	boot; trunk
kofferbak	boot; trunk
kofferruimte	boot; trunk
laars	boot
schop	boot; kick; kicking	scoop; shovel; spade; trowel
schoppen		spades; spades-pattern
trap	boot; kick; kicking	flight; flight of stairs; flight of steps; staircase; stairs; stairway; stepladder; steps; trap
voetbeweging	boot; kick; kicking
-	bang; charge; flush; iron boot; iron heel; kick; rush; the boot; thrill
Verb	Traducciones relacionadas	Other Translations
in werking stellen	boot; start up
opstarten	boot; start up	start
schoppen	boot; kick; kicking	kick; step
trappen	boot	kick; step; tread
-	bring up; reboot
Not Specified	Traducciones relacionadas	Other Translations
opstarten		bootstrap; startup

Palabras relacionadas con "boot":

reboot, booting, booted, boots

Sinónimos de "boot":

footwear; footgear
luggage compartment; automobile trunk; trunk
bang; charge; rush; flush; thrill; kick; exhilaration; excitement
shell; case; casing
the boot; iron boot; iron heel; instrument of torture
torture; torturing
kicking; blow
kick; boot out
reboot; bring up; resuscitate; revive

Definiciones relacionadas de "boot":

the act of delivering a blow with the foot²
- He needed medical attention after a boot to the face.³
a form of foot torture in which the feet are encased in iron and slowly crushed²
footwear that covers the whole foot and lower leg²
British term for the luggage compartment in a car²
an instrument of torture that is used to heat or crush the foot and leg²
protective casing for something that resembles a leg²
the swift release of a store of affective force²
- what a boot!²
cause to load (an operating system) and start the initial processes²
- boot your computer²
kick; give a boot to²

Wiktionary: boot

boot

noun

bootleg recording
- boot → bootleg
heavy shoe that covers part of the leg
- boot → hoge; schoen; laars; bot
flexible cover of rubber, plastic or similar to protect a shaft, lever, switch etc
- boot → huls; beschermhuls
parking enforcement device
- boot → wielklem

verb

computing: disconnect, to be involuntarily removed from an online conversation
- boot → eruittrappen; eruitgooien; buitengooien
vomit
- boot → kotsen; braken
kick
- boot → trappen; schoppen; schieten
apply corporal punishment
- boot → afranselen; straffen
forcibly eject
- boot → eruitgooien; buitengooien; eruittrappen

boot

noun

het gedeelte van een auto waar de bagage in geplaatst wordt
- kofferbak → boot; trunk

Cross Translation:

From	To	Via
• boot	→ laars	↔ Stiefel — Schuh mit Schaft
• boot	→ starten; opstarten	↔ amorcer — garnir d’une amorce.
• boot	→ laars	↔ botte — Chaussure épaisse au long col
• boot	→ schoen	↔ chaussure — Ce que l’on met au pied pour se chausser.
• boot	→ schoen	↔ soulier — chaussure qui couvrir tout ou seulement une partie du pied.

Resultados de boot en neerlandés e inglés

Traducciones detalladas de boot de neerlandés a inglés

boot:

boot [de ~] sustantivo

de boot (vaartuig; schip; schuit; scheepje; stoomschip; schuitje)

de boot

Translation Matrix for boot:

Palabras relacionadas con "boot":

Sinónimos de "boot":

Definiciones relacionadas de "boot":

Wiktionary: boot

Traducciones relacionadas de boot

Traducciones detalladas de boot de inglés a neerlandés

boot:

boot [the ~] sustantivo, británico

the boot (trunk)

the boot

the boot (kick; kicking)

the boot (kick; kicking)

to boot verbo (boots, booted, booting)

to boot (start up)

to boot

Conjugaciones de boot:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Translation Matrix for boot:

Palabras relacionadas con "boot":

Sinónimos de "boot":

Definiciones relacionadas de "boot":

Wiktionary: boot

Traducciones relacionadas de boot