Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. vrijkopen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de vrijkopen de neerlandés a inglés

vrijkopen:

vrijkopen verbo (koop vrij, koopt vrij, kocht vrij, kochten vrij, vrijgekocht)

  1. vrijkopen (losgeld betalen; loskopen)
    to buy off; to redeem; to ransom
    • buy off verbo (buys off, bought off, buying off)
    • redeem verbo (redeems, redeemed, redeeming)
    • ransom verbo (ransoms, ransomed, ransoming)

Conjugaciones de vrijkopen:

o.t.t.
  1. koop vrij
  2. koopt vrij
  3. koopt vrij
  4. kopen vrij
  5. kopen vrij
  6. kopen vrij
o.v.t.
  1. kocht vrij
  2. kocht vrij
  3. kocht vrij
  4. kochten vrij
  5. kochten vrij
  6. kochten vrij
v.t.t.
  1. heb vrijgekocht
  2. hebt vrijgekocht
  3. heeft vrijgekocht
  4. hebben vrijgekocht
  5. hebben vrijgekocht
  6. hebben vrijgekocht
v.v.t.
  1. had vrijgekocht
  2. had vrijgekocht
  3. had vrijgekocht
  4. hadden vrijgekocht
  5. hadden vrijgekocht
  6. hadden vrijgekocht
o.t.t.t.
  1. zal vrijkopen
  2. zult vrijkopen
  3. zal vrijkopen
  4. zullen vrijkopen
  5. zullen vrijkopen
  6. zullen vrijkopen
o.v.t.t.
  1. zou vrijkopen
  2. zou vrijkopen
  3. zou vrijkopen
  4. zouden vrijkopen
  5. zouden vrijkopen
  6. zouden vrijkopen
diversen
  1. koop vrij!
  2. koopt vrij!
  3. vrijgekocht
  4. vrijkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vrijkopen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
ransom losgeld; losprijs
redeem afbetalen; aflossen; goedmaken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
buy off losgeld betalen; loskopen; vrijkopen afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden
ransom losgeld betalen; loskopen; vrijkopen
redeem losgeld betalen; loskopen; vrijkopen aflossen; bevrijden van belegeraars; herstellen; in orde brengen; in orde maken; inlossen; ontzetten; verlossen

Wiktionary: vrijkopen

vrijkopen
verb
  1. to liberate by payment of ransom
  2. to convert into cash

Cross Translation:
FromToVia
vrijkopen ransom; redeem; buy back racheteracheter ce qu’on a vendre ou ce qui a été vendu.