Neerlandés

Traducciones detalladas de blankheid de neerlandés a inglés

blank:

blank adj.

  1. blank (ongelakt)
  2. blank (wit van huidskleur; wit)
  3. blank (kleurloos; bleek; ongekleurd)
    colourless; pale; clear; colorless

Translation Matrix for blank:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
blank formulier; gaping; hiaat; invulformulier; lacune; ledigheid; leegte; leemte
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
clear afdekken; afruimen; banen; bevrijden; dechargeren; emanciperen; inklaren; klaren; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; onschuldig verklaren; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; uithalen; uitmesten; uitruimen; uitschakelen; uitverkopen; verlossen; verrekenen; vrijmaken; vrijpleiten; vrijspraak bepleiten; vrijspreken; vrijvechten; wissen; zuiveren
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
ashen blank; wit; wit van huidskleur asgrauw; bleek; bleek van gelaatskleur; doodsbleek; grauw; lijkbleek; lijkwit; sneeuwwit; spierwit; vaal; wit
blank blank; ongelakt; wit; wit van huidskleur blanco; inhoudsloos; leeg; loos; met de mond vol tanden; met open mond; onbeschreven; oningevuld; sprakeloos; uitdrukkingsloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd; vrij; wezenloos; zonder taak
colorless blank; bleek; kleurloos; ongekleurd verveloos
colourless blank; bleek; kleurloos; ongekleurd verveloos
crude blank; ongelakt cru; effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; grof; laagstaand; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; ordinair; plat; platvloers; primitief; rechttoe rechtaan; strak; vlak; vlakuit; vulgair
pale blank; bleek; kleurloos; ongekleurd; wit; wit van huidskleur bleek; bleek van gelaatskleur; bleekjes; flauw; flets; kleurloos; pips; slap; slapjes; verschoten; wee; wit; ziekelijk; zwak
pallid blank; wit; wit van huidskleur doodsbleek; lijkbleek; lijkwit; sneeuwwit; spierwit; wit
plain vlakte
unfinished blank; ongelakt incompleet; onaf; onafgewerkt; onvolkomen; onvolledig; onvoltooid
unmarked blank; wit; wit van huidskleur loos; ongemerkt; vrij; zonder merk; zonder taak
unvarnished blank; ongelakt
white blank; wit; wit van huidskleur bleek; bleek van gelaatskleur; wit
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
clear blank; bleek; kleurloos; ongekleurd aanschouwelijk; af; afgedaan; afgelopen; begrijpelijk; bevattelijk; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; direct; doorschijnend; doorzichtig; duidelijk; duidelijk klinkend; fideel; flagrant; fleurig; geestig; gereed; geëindigd; helder; helderklinkend; herkenbaar; inzichtelijk; jolig; klaar; klaar als een klontje; klare; kleurig; kwiek; levendig; loos; lustig; monter; onbewolkt; onmiskenbaar; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; over; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; transparant; uit; uitgelaten; verhelderend; verstaanbaar; voltooid; voorbij; vrij; vrolijk; wakker; welgemoed; zo klaar als een klontje; zonder taak; zonneklaar; zonnig
drained of colour blank; wit; wit van huidskleur bleek; bleek van gelaatskleur; wit
plain blank; ongelakt; wit; wit van huidskleur alledaags; cru; direct; eenvoudig; effen; gewoon; gewoonweg; klinkklaar; lelijk; lelijk uitziend; niets bijzonders; onbewimpeld; ongezouten; onknap; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; ordinair; puur; rechttoe rechtaan; regelrecht; ronduit; ruiterlijk; van één kleur; vrij; vrijelijk; vrijuit
washed out blank; wit; wit van huidskleur bleek; flauw; flets; futloos; lamlendig; lusteloos; mat; pips; slap; verschoten

Palabras relacionadas con "blank":

  • blankheid, blanker, blankere, blankst, blankste, blanke

Definiciones relacionadas de "blank":

  1. een huid die niet gekleurd is1
    • de meeste inwoners van deze stad zijn blank1
  2. ongekleurd of ongeverfd1
    • de bank is van blank hout1

Wiktionary: blank

blank
adjective
  1. verwijzend naar iemand met witte (eigenlijk roze) huidskleur
  2. onbeschreven
  3. overspoeld
blank
adjective
  1. light in color or pale
  2. Washed by the waves or tide
  3. Caucasian

Cross Translation:
FromToVia
blank white blanc — blanc (sens général)
blank immaculate; pristine; spotless; undefiled; untainted immaculé — sans tache


Wiktionary: blankheid


Cross Translation:
FromToVia
blankheid whiteness; purity; spotlessness blancheur — Qualité de ce qui est blanc.