Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/inglés ->Buscar: boer

Resultados de boer en neerlandés e inglés

Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. boer:
  2. boeren:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for boer:
    • peasant
Inglés a neerlandés:   más información...
  1. boer:
    • Wiktionary:
      Boer → Boer
    • Sinónimos de "boer":
      Afrikaner; Afrikander; Boer; South African

Neerlandés

Traducciones detalladas de boer de neerlandés a inglés

boer:

boer [de ~ (m)] sustantivo

  1. de boer (agrariër)
    the farmer; the agrarian; the agriculturist; the rancher
  2. de boer (landbouwer)
    the agricultral worker; the farmer; the cultivator
  3. de boer (oprisping)
    the burp; the belch
    • burp [the ~] sustantivo
    • belch [the ~] sustantivo
  4. de boer (onbeschofte man)
    the boor; the rude fellow
  5. de boer (onbeschofte man)
    the rude person
  6. de boer (barbaar)
    – iemand zonder manieren 1
    the boor; the barbarian; the tyke; the churl; the peasant; the tike; the Goth
    – a crude uncouth ill-bred person lacking culture or refinement 2
    • boor [the ~] sustantivo
    • barbarian [the ~] sustantivo
    • tyke [the ~] sustantivo, británico
    • churl [the ~] sustantivo
    • peasant [the ~] sustantivo
    • tike [the ~] sustantivo, americano
    • Goth [the ~] sustantivo
  7. de boer
    – iemand die van beroep op het land werkt of vee fokt 1
    the peasant
    – one of a (chiefly European) class of agricultural laborers 2

Translation Matrix for boer:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Goth barbaar; boer
agrarian agrariër; boer akkerbouwer
agricultral worker boer; landbouwer
agriculturist agrariër; boer agronoom; akkerbouwer; landbouwarchitect; landbouwingenieur; landbouwkundig ingenieur; landbouwkundige
barbarian barbaar; boer barbaar; onmens
belch boer; oprisping boertje; burp
boor barbaar; boer; onbeschofte man boerenkinkel; heikneuter; hork; kinkel; lomperd; lummel; proleet; pummel; vlegel
burp boer; oprisping boertje; burp
churl barbaar; boer hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
cultivator boer; landbouwer kweker; teler
farmer agrariër; boer; landbouwer landbouwer
peasant barbaar; boer
rancher agrariër; boer
rude fellow boer; onbeschofte man
rude person boer; onbeschofte man
tike barbaar; boer dreumes; hummel; klein kind; kleine; kleintje; peuter; uk; worm; wurm
tyke barbaar; boer dreumes; hummel; klein kind; kleine; kleintje; peuter; uk; worm; wurm
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
belch boeren; burpen; oprispen
burp boeren; burpen; oprispen
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
agrarian agrarisch

Palabras relacionadas con "boer":


Sinónimos de "boer":


Definiciones relacionadas de "boer":

  1. iemand die van beroep op het land werkt of vee fokt1
    • deze boer heeft 20 koeien1
  2. iemand zonder manieren1
    • hij gedraagt zich weer als een boer1
  3. geluid van lucht die uit je maag ontsnapt1
    • in China mag je na het eten een boer laten1

Wiktionary: boer

boer
noun
  1. landbouwer
  2. speelkaart
boer
noun
  1. playing card
  2. slang for the playing card jack
  3. country yokel or hillbilly
  4. person who works the land or who keeps livestock
  5. a louder belch
  6. sound one makes when belching
  7. member of the agriculture low class
  8. country person
  9. uncouth, crude, or ill-bred person
verb
  1. expel gas from the stomach through the mouth
  1. A person who tills; a farmer.
Cross Translation:
FromToVia
• boer → farmer; tiller; agriculturist ↔ agriculteur — personne qui, à titre professionnel, cultiver la terre ou élever des animal destiner à être consommer.
• boer → peasant; countryman; yokel ↔ laboureur — désuet|fr ouvrier agricole spécialement employer pour le labourage.
• boer → peasant; countryman; yokel ↔ paysan — Celui, celle qui vivre à la campagne et s’occuper des travaux de la terre.
• boer → hick ↔ plouc — Péquenaud.
• boer → jack; knave ↔ valet — Carte

boer forma de boeren:

boeren [de ~] sustantivo, plural

  1. de boeren (provincialen)
    the peasants; the rurals; the provincials
  2. de boeren (agrariërs)
    the farmers
  3. de boeren (oprispingen)
    the burping; the eructations; the belching

boeren verbo (boer, boert, boerde, boerden, geboerd)

  1. boeren (oprispen; burpen)
    to burp; eructate; to belch
    • burp verbo (burps, burped, burping)
    • eructate verbo
    • belch verbo (belches, belched, belching)
  2. boeren (resultaten van werk zien)
    manage one's affairs

Conjugaciones de boeren:

o.t.t.
  1. boer
  2. boert
  3. boert
  4. boeren
  5. boeren
  6. boeren
o.v.t.
  1. boerde
  2. boerde
  3. boerde
  4. boerden
  5. boerden
  6. boerden
v.t.t.
  1. heb geboerd
  2. hebt geboerd
  3. heeft geboerd
  4. hebben geboerd
  5. hebben geboerd
  6. hebben geboerd
v.v.t.
  1. had geboerd
  2. had geboerd
  3. had geboerd
  4. hadden geboerd
  5. hadden geboerd
  6. hadden geboerd
o.t.t.t.
  1. zal boeren
  2. zult boeren
  3. zal boeren
  4. zullen boeren
  5. zullen boeren
  6. zullen boeren
o.v.t.t.
  1. zou boeren
  2. zou boeren
  3. zou boeren
  4. zouden boeren
  5. zouden boeren
  6. zouden boeren
diversen
  1. boer!
  2. boert!
  5. geboerd
  6. boerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

boeren [het ~] sustantivo

  1. het boeren (oprispen)
    the burping

Translation Matrix for boeren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
belch boer; boertje; burp; oprisping
belching boeren; oprispingen
burp boer; boertje; burp; oprisping
burping boeren; oprispen; oprispingen
eructations boeren; oprispingen
farmers agrariërs; boeren
peasants boeren; provincialen
provincials boeren; provincialen
rurals boeren; provincialen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
belch boeren; burpen; oprispen
burp boeren; burpen; oprispen
eructate boeren; burpen; oprispen
manage one's affairs boeren; resultaten van werk zien

Palabras relacionadas con "boeren":


Wiktionary: boeren

boeren
verb
  1. een boer laten
boeren
verb
  1. to emit a burp
  2. expel gas from the stomach through the mouth
Cross Translation:
FromToVia
• boeren → burp ↔ rülpsen — Ausstoßen von Luft aus dem Magen (oder der Speiseröhre) durch den Mund
• boeren → belch; burp ↔ roter — populaire|fr Faire un rot, des rots.

Traducciones relacionadas de boer



Inglés

Traducciones detalladas de boer de inglés a neerlandés

boer:


Sinónimos de "boer":

  • Afrikaner; Afrikander; Boer; South African

Boer:


Translation Matrix for Boer:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
- Afrikander; Afrikaner

Definiciones relacionadas de "Boer":

  1. a white native of Cape Province who is a descendant of Dutch settlers and who speaks Afrikaans2

Wiktionary: Boer

Boer
noun
  1. South African of Dutch descent

Traducciones relacionadas de boer







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0606 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos