Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. zakken:
  2. zak:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de zakken de neerlandés a inglés

zakken:

zakken verbo (zak, zakt, zakte, zakten, gezakt)

  1. zakken (kelderen)
    to sink; to fall; to tumble; to drop
    • sink verbo (sinks, sank, sinking)
    • fall verbo (falls, fell, falling)
    • tumble verbo (tumbles, tumbled, tumbling)
    • drop verbo (drops, dropped, dropping)

Conjugaciones de zakken:

o.t.t.
  1. zak
  2. zakt
  3. zakt
  4. zakken
  5. zakken
  6. zakken
o.v.t.
  1. zakte
  2. zakte
  3. zakte
  4. zakten
  5. zakten
  6. zakten
v.t.t.
  1. ben gezakt
  2. bent gezakt
  3. is gezakt
  4. zijn gezakt
  5. zijn gezakt
  6. zijn gezakt
v.v.t.
  1. was gezakt
  2. was gezakt
  3. was gezakt
  4. waren gezakt
  5. waren gezakt
  6. waren gezakt
o.t.t.t.
  1. zal zakken
  2. zult zakken
  3. zal zakken
  4. zullen zakken
  5. zullen zakken
  6. zullen zakken
o.v.t.t.
  1. zou zakken
  2. zou zakken
  3. zou zakken
  4. zouden zakken
  5. zouden zakken
  6. zouden zakken
diversen
  1. zak!
  2. zakt!
  3. gezakt
  4. zakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zakken [de ~] sustantivo, plural

  1. de zakken (tassen)
    the sacks; the bags
    • sacks [the ~] sustantivo
    • bags [the ~] sustantivo
  2. de zakken (steekzakken)
    the pockets

Translation Matrix for zakken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bags tassen; zakken kringen onder de ogen; schaduwen
drop borrel; drop; dropping; druppel; neut; oorlam; staande receptie; valhoogte
fall achteruitgang; afname; baisse; daling; deflatie; herfst; herfsttijd; instorting; inzinking; landing; minder worden; najaar; neervallen; prijsdaling; prijsverlaging; terechtkomen; teruggang; terugloop; val; vermindering
pockets steekzakken; zakken broekzakken
sacks tassen; zakken
sink aanrecht; gootsteen; sink; spoelbak; wasbak; wastafel
tumble buiteling; tuimelen; tuimeling; vallen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
drop kelderen; zakken afdruipen; afsmijten; afwerpen; afzetten; afzien van rechtsvervolging; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; flikkeren; inkrimpen; kelderen; kiepen; kieperen; krimpen; laten uitstappen; lazeren; omlaagstorten; ontheffen; ontslaan; seponeren; sijpelen; slinken; tuimelen; uitdruppelen; uitsturen; vallen; verwijderen; verzenden; weglaten; wegsturen; wegzenden
fall kelderen; zakken bezwijken; doodgaan; erin vallen; flikkeren; heengaan; inslapen; kelderen; kiepen; kieperen; omkomen; ondergaan; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overlijden; raken; sneuvelen; sodemieteren; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; ten val komen; terechtkomen; treffen; tuimelen; vallen; wegvallen
sink kelderen; zakken afglijden; afnemen; aftakelen; afzakken; doen zinken; inkrimpen; inzinken; krimpen; minder worden; onder water gaan; ondergaan; slinken; verkleinen; verminderen; vervallen; verzakken; wegglijden; wegzinken; zinken
tumble kelderen; zakken buitelen; duikelen; flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; sodemieteren; tuimelen; vallen
- dalen; stralen

Palabras relacionadas con "zakken":


Sinónimos de "zakken":


Antónimos de "zakken":


Definiciones relacionadas de "zakken":

  1. een kleinere waarde krijgen1
    • de waarde van de gulden is gezakt1
  2. omlaag gaan1
    • het water in de rivier is gezakt1
  3. niet slagen voor een examen1
    • hij is gezakt voor zijn rijbewijs1

Wiktionary: zakken

zakken
verb
  1. niet slagen voor een examen
zakken
verb
  1. to fail
  2. cause to bend
  3. to tend downward; to become lower; to descend; to sink
noun
  1. state of sinking

zakken forma de zak:

zak [de ~ (m)] sustantivo

  1. de zak (tasje; tas)
    the satchel
    – luggage consisting of a small case with a flat bottom and (usually) a shoulder strap 2
    the bag; the pouch; the baggy
    • bag [the ~] sustantivo
    • pouch [the ~] sustantivo
    • baggy [the ~] sustantivo
  2. de zak (buidel)
    the slit pocket; the pocket
  3. de zak (scrotum; balzak)
    the scrotum
  4. de zak (broekzak)
    the pocket
  5. de zak (onaangenaam mens)
    the nasty person; the not a nice person

Translation Matrix for zak:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bag tas; tasje; zak
baggy tas; tasje; zak
nasty person onaangenaam mens; zak gemelijke kerel; nijdas
not a nice person onaangenaam mens; zak
pocket broekzak; buidel; zak steekzak
pouch tas; tasje; zak
satchel tas; tasje; zak boekentas; schooltas
scrotum balzak; scrotum; zak
slit pocket buidel; zak steekzak
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
baggy flodderig; slobberig; slodderig

Palabras relacionadas con "zak":


Definiciones relacionadas de "zak":

  1. balzak, scrotum1
    • hij kreeg een schop tegen zijn zak1
  2. ruimte in je kleren om iets in te stoppen1
    • de sleutel zit in de zak van mijn jas1
  3. voorwerp van slap materiaal dat aan een kant open is1
    • we kochten een zak patat1

Wiktionary: zak

zak
noun
  1. slappe, vormeloze tas
  2. een plek in kleding waarin kleine spullen kunnen worden meegedragen
zak
noun
  1. flexible container
  2. bag stitched to an item of clothing
  3. bag for commodities or items
  4. bag

Cross Translation:
FromToVia
zak pocket Tasche — Aufbewahrungsort von Gegenständen in der Kleidung, auf- oder eingenäht
zak box; container; bucket; can; case; crate; pot; chest; pail; tin; urn; tub; vat baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.
zak cunt; asshole; jackass; idiot; dumbass connard — (vulgaire) insulte désignant quelqu’un qui se comporte de façon déplaisante ou déplacée, par manque d’intelligence, de savoir-vivre ou de scrupules.
zak pocket poche — région|Sud-Ouest de la France, Saint-Pierre-et-Miquelon sac (souvent plastique comme ceux des supermarchés).
zak bag; sack; grand; g sacpoche faite de cuir, de toile ou d’étoffe, ouvrir seulement par le haut et qui servir à mettre toutes sortir de choses.
zak sack sacherieindustrie des sacs d'emballage.

Traducciones relacionadas de zakken