Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
apoplectic stroke
|
apoplexie; attaque; beroerte; hersenbloeding
|
|
assault
|
aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
|
aanranden; aanvallen; attaqueren; overval; roofoverval
|
attack
|
aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
|
aanvallen; attaqueren
|
brain haemorrhage
|
apoplexie; attaque; beroerte; hersenbloeding
|
|
cerebral haemorrhage
|
apoplexie; attaque; beroerte; hersenbloeding
|
|
nervous breakdown
|
apoplexie; attaque; beroerte; hersenbloeding
|
nervous breakdown; zenuwcrisis; zenuwinzinking
|
raid
|
aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
|
inval; invasie; klopjacht; overval; razzia; rooftocht; strooptocht
|
run
|
aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
|
hardloopwedstrijd; ladder; ladder in kous; loop; runs; stormlopen
|
rush
|
aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
|
drukte; gedrang; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; runs; spoed; stormlopen; temperament; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed; vurigheid
|
scaling
|
aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
|
|
storming
|
aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
|
|
stroke
|
apoplexie; attaque; beroerte; hersenbloeding
|
handslag; hartaanval; hartinfarct; hartverlamming; herseninfarct; infarct; kwaststreek
|
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
assault
|
|
aanranden; aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; geweld gebruiken; mishandelen; molesteren; overvallen; pijnigen; vrouw aanranden
|
attack
|
|
aantasten; aanvallen; aanvreten; attaqueren; bederven; belegeren; beschadigen; bestormen; inbijten; invreten; overvallen
|
raid
|
|
aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; leegplunderen; overvallen; plunderen; roven; uitplunderen
|
run
|
|
administreren; beheren; besturen; draven; gaan; gulpen; gutsen; hard rennen; hardlopen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; lopen; pezen; racen; rennen; sprinten; stromen; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven
|
rush
|
|
draven; haasten; hard rennen; hollen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; pezen; reppen; snellen; spoeden; sprinten; stormlopen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
|
storming
|
|
hard waaien; stormen
|
stroke
|
|
knuffelen; liefkozen
|
Adjective | Traducciones relacionadas | Other Translations |
rush
|
|
rieten
|
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
storming
|
|
stormend
|