Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. aanblik:
  2. aanblikken:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de aanblik de neerlandés a inglés

aanblik:

aanblik [de ~ (m)] sustantivo

  1. de aanblik
    the appearance; the sight
  2. de aanblik (aanzicht)
    the view; the sight; the look; the vision
    • view [the ~] sustantivo
    • sight [the ~] sustantivo
    • look [the ~] sustantivo
    • vision [the ~] sustantivo

Translation Matrix for aanblik:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
appearance aanblik aangezicht; aanzien; allure; blijkbaarheid; buitenkant; comparatie; exterieur; figuur; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; klaarblijkelijkheid; postuur; type; uiterlijk; verschijnen; verschijning; verschijningsvorm; vertoon; voorkomen; vorm
look aanblik; aanzicht aangezicht; aanzien; blikken; buitenkant; expressie; gedaante; gelaat; gelaatsuitdrukking; gezichtsuitdrukking; kijkje; oogopslagen; type; uitdrukking; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
sight aanblik; aanzicht aangezicht; gelaat; gezicht; kijk; panorama; prospect; uitzicht; vergezicht; vizier; vue; zicht
view aanblik; aanzicht aspect; begrip; benul; bezichtigen; bezichtiging; denkbeeld; doorkijk; facet; gezicht; gezichtshoek; gezichtspunt; gezindheid; idee; interpretatie; invalshoek; inzicht; kijk; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; oogpunt; oordeel; opinie; opvatting; opzicht; overtuiging; panorama; perspectief; prospect; standpunt; uitzicht; vaststaande mening; vergezicht; verreikend uitzicht; visie; vue; weergave; zicht; zienswijs; zienswijze
vision aanblik; aanzicht begrip; benul; beschouwing; denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; kans; kijk; lezing; mening; mentale voorstelling; oordeel; opinie; opvatting; perspectief; standpunt; toekomst; visie; visioen; vooruitzicht; zienswijze
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
look blikken; blikken werpen; er uitzien; eruit zien; kijken; lijken; ogen; schijnen; schouwen; toeschijnen; toeschouwen
view aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; examineren; gadeslaan; inspecteren; keuren; kijken; observeren; schouwen; waarnemen; weergeven; zien

Wiktionary: aanblik

aanblik
noun
  1. character; aspect
  2. Semblance, or apparent likeness
  3. something seen

Cross Translation:
FromToVia
aanblik air airmélange gazeux constituer l’atmosphère.
aanblik speed; pace; velocity; appearance; aspect; look; sight; view; countenance; guise; respect allurefaçon d’aller, de marcher.

aanblikken:

aanblikken verbo (blik aan, blikt aan, blikte aan, blikten aan, aangeblikt)

  1. aanblikken (aankijken; aanzien)
    to look at; to glance at; to watch; to view
    • look at verbo (looks at, looked at, looking at)
    • glance at verbo (glances at, glanced at, glancing at)
    • watch verbo (watches, watched, watching)
    • view verbo (views, viewed, viewing)

Conjugaciones de aanblikken:

o.t.t.
  1. blik aan
  2. blikt aan
  3. blikt aan
  4. blikken aan
  5. blikken aan
  6. blikken aan
o.v.t.
  1. blikte aan
  2. blikte aan
  3. blikte aan
  4. blikten aan
  5. blikten aan
  6. blikten aan
v.t.t.
  1. heb aangeblikt
  2. hebt aangeblikt
  3. heeft aangeblikt
  4. hebben aangeblikt
  5. hebben aangeblikt
  6. hebben aangeblikt
v.v.t.
  1. had aangeblikt
  2. had aangeblikt
  3. had aangeblikt
  4. hadden aangeblikt
  5. hadden aangeblikt
  6. hadden aangeblikt
o.t.t.t.
  1. zal aanblikken
  2. zult aanblikken
  3. zal aanblikken
  4. zullen aanblikken
  5. zullen aanblikken
  6. zullen aanblikken
o.v.t.t.
  1. zou aanblikken
  2. zou aanblikken
  3. zou aanblikken
  4. zouden aanblikken
  5. zouden aanblikken
  6. zouden aanblikken
diversen
  1. blik aan!
  2. blikt aan!
  3. aangeblikt
  4. aanblikkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanblikken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
view aanblik; aanzicht; aspect; begrip; benul; bezichtigen; bezichtiging; denkbeeld; doorkijk; facet; gezicht; gezichtshoek; gezichtspunt; gezindheid; idee; interpretatie; invalshoek; inzicht; kijk; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; oogpunt; oordeel; opinie; opvatting; opzicht; overtuiging; panorama; perspectief; prospect; standpunt; uitzicht; vaststaande mening; vergezicht; verreikend uitzicht; visie; vue; weergave; zicht; zienswijs; zienswijze
watch bewaking; controle; hoede; horloge; op wacht staan; surveillance
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
glance at aanblikken; aankijken; aanzien
look at aanblikken; aankijken; aanzien aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; gadeslaan; inspecteren; kijken; kijken naar; observeren; waarnemen; zien
view aanblikken; aankijken; aanzien aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; examineren; gadeslaan; inspecteren; keuren; kijken; observeren; schouwen; waarnemen; weergeven; zien
watch aanblikken; aankijken; aanzien aandacht erbij houden; aankijken; begluren; bekijken; bewaken; bezichtigen; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gluren; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; kijken; observeren; opletten; oppassen; patrouilleren; schouwen; surveilleren; toekijken; toeschouwen; toezicht houden; toezien; uitkijken; volgen; voorzichtig zijn; waarnemen; waken; wakker blijven; zien

Traducciones automáticas externas: