Resumen
Neerlandés
Traducciones detalladas de aanboorden de neerlandés a inglés
aanboren:
-
aanboren (boren)
Conjugaciones de aanboren:
o.t.t.
- boor aan
- boort aan
- boort aan
- boren aan
- boren aan
- boren aan
o.v.t.
- boorde aan
- boorde aan
- boorde aan
- boorden aan
- boorden aan
- boorden aan
v.t.t.
- heb aangeboord
- hebt aangeboord
- heeft aangeboord
- hebben aangeboord
- hebben aangeboord
- hebben aangeboord
v.v.t.
- had aangeboord
- had aangeboord
- had aangeboord
- hadden aangeboord
- hadden aangeboord
- hadden aangeboord
o.t.t.t.
- zal aanboren
- zult aanboren
- zal aanboren
- zullen aanboren
- zullen aanboren
- zullen aanboren
o.v.t.t.
- zou aanboren
- zou aanboren
- zou aanboren
- zouden aanboren
- zouden aanboren
- zouden aanboren
diversen
- boor aan!
- boort aan!
- aangeboord
- aanborende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanboren:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
bore | diameter; geitenbreier; hinderlijk persoon; lastpak; lastpost; middellijn; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet | |
drill | boor; boormachine; draaiboor; drilboor; handboor; klopboor; oefening; vaardigheidsoefening | |
strike | aanboren | gestaak; opvallen; staken; staking; werkonderbreking; werkstaking |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
bore | aanboren; boren | vervelen |
drill | aanboren; boren | doorboren; exerceren; gaatjes maken in; perforeren |
strike | aansteken; beroeren; doen branden; een klap geven; frapperen; grijpen; het werk neerleggen als protest; in staking gaan; in staking zijn; ontroeren; ontsteken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; raken; slaan; staken; toeslaan; treffen; vuur maken; werkonderbreken; wrijven |
Wiktionary: aanboren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanboren | → bore; drill; pierce; broach; sink; strike; tap | ↔ forer — Percer. |
• aanboren | → meet; come across; encounter; sink; strike; tap | ↔ rencontrer — trouver en chemin une personne ou une chose. |
• aanboren | → feel; draw; bore; tap | ↔ toucher — mettre la main sur quelque chose. |