Neerlandés

Traducciones detalladas de aanpoten de neerlandés a inglés

aanpoten:

aanpoten verbo (poot aan, pootte aan, pootten aan, aangepoot)

  1. aanpoten (hard werken; flink aanpakken)
    to work hard; to step up
    • work hard verbo (works hard, worked hard, working hard)
    • step up verbo (steps up, stepped up, stepping up)
  2. aanpoten (zich spoeden; haasten; jagen; )
    to hurry; to rouse; to make haste
    • hurry verbo (hurries, hurried, hurrying)
    • rouse verbo (rouses, roused, rousing)
    • make haste verbo (makes haste, made haste, making haste)
  3. aanpoten (hard werken; half dood werken; afbeulen; )
    to work hard; work like the devil; sweat one's guts out

Conjugaciones de aanpoten:

o.t.t.
  1. poot aan
  2. poot aan
  3. poot aan
  4. poten aan
  5. poten aan
  6. poten aan
o.v.t.
  1. pootte aan
  2. pootte aan
  3. pootte aan
  4. pootten aan
  5. pootten aan
  6. pootten aan
v.t.t.
  1. heb aangepoot
  2. hebt aangepoot
  3. heeft aangepoot
  4. hebben aangepoot
  5. hebben aangepoot
  6. hebben aangepoot
v.v.t.
  1. had aangepoot
  2. had aangepoot
  3. had aangepoot
  4. hadden aangepoot
  5. hadden aangepoot
  6. hadden aangepoot
o.t.t.t.
  1. zal aanpoten
  2. zult aanpoten
  3. zal aanpoten
  4. zullen aanpoten
  5. zullen aanpoten
  6. zullen aanpoten
o.v.t.t.
  1. zou aanpoten
  2. zou aanpoten
  3. zou aanpoten
  4. zouden aanpoten
  5. zouden aanpoten
  6. zouden aanpoten
diversen
  1. poot aan!
  2. poot aan!
  3. aangepoot
  4. aanpotende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanpoten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
hurry gauwigheid; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overhaasting; overijling; spoed; vlugheid
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
hurry aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; vliegen; zich haasten; zich spoeden
make haste aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden
rouse aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
step up aanpoten; flink aanpakken; hard werken omhoogstappen
sweat one's guts out aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
work hard aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; flink aanpakken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
work like the devil aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven