Resumen
Neerlandés a inglés: más información...
-
aanroeren:
- tag; touch; touch upon; glance; stir; tap; tick; just touch
-
Wiktionary:
- aanroeren → touch
Neerlandés
Traducciones detalladas de aanroeren de neerlandés a inglés
aanroeren:
-
aanroeren (even aanraken; aanstippen)
Conjugaciones de aanroeren:
o.t.t.
- roer aan
- roert aan
- roert aan
- roeren aan
- roeren aan
- roeren aan
o.v.t.
- roerde aan
- roerde aan
- roerde aan
- roerden aan
- roerden aan
- roerden aan
v.t.t.
- heb aangeroerd
- hebt aangeroerd
- heeft aangeroerd
- hebben aangeroerd
- hebben aangeroerd
- hebben aangeroerd
v.v.t.
- had aangeroerd
- had aangeroerd
- had aangeroerd
- hadden aangeroerd
- hadden aangeroerd
- hadden aangeroerd
o.t.t.t.
- zal aanroeren
- zult aanroeren
- zal aanroeren
- zullen aanroeren
- zullen aanroeren
- zullen aanroeren
o.v.t.t.
- zou aanroeren
- zou aanroeren
- zou aanroeren
- zouden aanroeren
- zouden aanroeren
- zouden aanroeren
diversen
- roer aan!
- roert aan!
- aangeroerd
- aanroerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze