Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. autobussen:
  2. autobus:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de autobussen de neerlandés a inglés

autobussen:

autobussen [de ~] sustantivo, plural

  1. de autobussen (bussen)
    the buses; the omnibuses

Translation Matrix for autobussen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
buses autobussen; bussen
omnibuses autobussen; bussen

Palabras relacionadas con "autobussen":


autobussen forma de autobus:

autobus [de ~] sustantivo

  1. de autobus (bus; touringcar)
    the bus; the touringcar; the coach; the sightseeing coach; the motor-bus; the tour bus
  2. de autobus
    the bus
    • bus [the ~] sustantivo

Translation Matrix for autobus:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bus autobus; bus; touringcar bus; omnibus
coach autobus; bus; touringcar coach; karos; koets; oefenmeester; omnibus; reiswagen; rijtuig; spoorrijtuig; toerauto
motor-bus autobus; bus; touringcar reiswagen
sightseeing coach autobus; bus; touringcar
tour bus autobus; bus; touringcar
touringcar autobus; bus; touringcar
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
coach bijleren

Palabras relacionadas con "autobus":


Wiktionary: autobus

autobus
noun
  1. een groot voertuig voor het vervoeren van een groot aantal passagiers
autobus
noun
  1. vehicle

Cross Translation:
FromToVia
autobus bus; coach; motorbus Autobus — Kraftfahrzeug zum Transport von vielen (neun bis hundertfünfzig) Personen
autobus bus autobus — Véhicule de transports en commun
autobus bus bus — Véhicule de transport en commun