Neerlandés
Traducciones detalladas de beheksend de neerlandés a inglés
beheksend:
-
beheksend (betoverend)
enchanting; mystical; magical; fairy-like; bewitching-
enchanting adj.
-
mystical adj.
-
magical adj.
-
fairy-like adj.
-
bewitching adj.
-
Translation Matrix for beheksend:
Adjective | Traducciones relacionadas | Other Translations |
bewitching | beheksend; betoverend | |
enchanting | beheksend; betoverend | aanbiddelijk; aanlokkelijk; aantrekkelijk; allerliefst; attractief; begeerenswaardig; bekoorlijk; bevallig; boeiend; charmant; dottig; enig; fascinerend; integrerend; intrigerend; knap; lief; magisch; mooi; schattig; snoezig; toverachtig; uitlokkend; uitnodigend; verlokkend; verrukkelijk; vertederend; verzoekend |
magical | beheksend; betoverend | magisch; toverachtig |
mystical | beheksend; betoverend | |
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
fairy-like | beheksend; betoverend | droomachtig; feeëriek; idyllisch; magisch; sprookjesachtig; toverachtig |
beheksen:
-
beheksen (betoveren)
Conjugaciones de beheksen:
o.t.t.
- beheks
- behekst
- behekst
- beheksen
- beheksen
- beheksen
o.v.t.
- behekste
- behekste
- behekste
- beheksten
- beheksten
- beheksten
v.t.t.
- heb behekst
- hebt behekst
- heeft behekst
- hebben behekst
- hebben behekst
- hebben behekst
v.v.t.
- had behekst
- had behekst
- had behekst
- hadden behekst
- hadden behekst
- hadden behekst
o.t.t.t.
- zal beheksen
- zult beheksen
- zal beheksen
- zullen beheksen
- zullen beheksen
- zullen beheksen
o.v.t.t.
- zou beheksen
- zou beheksen
- zou beheksen
- zouden beheksen
- zouden beheksen
- zouden beheksen
diversen
- beheks!
- behekst!
- behekst
- beheksend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beheksen:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
bewitch | beheksen; betoveren | |
cast a spell on | beheksen; betoveren | |
put a spell on | beheksen; betoveren | |
ravish | beheksen; betoveren | blij maken; in verrukking brengen; onteren; ontwijden; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken |