Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. beklemd:
  2. beklemmen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de beklemd de neerlandés a inglés

beklemd:

beklemd adj.

  1. beklemd (bekneld)
  2. beklemd (geklemd)

Translation Matrix for beklemd:

AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
oppressed beklemd; bekneld
stuck beklemd; bekneld in de knel; klem; klemgereden; klemgezet
wedged beklemd; bekneld
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
clamped down beklemd; bekneld
clasped beklemd; geklemd

Palabras relacionadas con "beklemd":


beklemd forma de beklemmen:

beklemmen verbo (beklem, beklemt, beklemde, beklemden, beklemd)

  1. beklemmen (benauwen)
    to oppress; to truss up; to gag
    • oppress verbo (oppresses, oppressed, oppressing)
    • truss up verbo (trusses up, trussed up, trussing up)
    • gag verbo (gags, gagged, gagging)

Conjugaciones de beklemmen:

o.t.t.
  1. beklem
  2. beklemt
  3. beklemt
  4. beklemmen
  5. beklemmen
  6. beklemmen
o.v.t.
  1. beklemde
  2. beklemde
  3. beklemde
  4. beklemden
  5. beklemden
  6. beklemden
v.t.t.
  1. heb beklemd
  2. hebt beklemd
  3. heeft beklemd
  4. hebben beklemd
  5. hebben beklemd
  6. hebben beklemd
v.v.t.
  1. had beklemd
  2. had beklemd
  3. had beklemd
  4. hadden beklemd
  5. hadden beklemd
  6. hadden beklemd
o.t.t.t.
  1. zal beklemmen
  2. zult beklemmen
  3. zal beklemmen
  4. zullen beklemmen
  5. zullen beklemmen
  6. zullen beklemmen
o.v.t.t.
  1. zou beklemmen
  2. zou beklemmen
  3. zou beklemmen
  4. zouden beklemmen
  5. zouden beklemmen
  6. zouden beklemmen
diversen
  1. beklem!
  2. beklemt!
  3. beklemd
  4. beklemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beklemmen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
gag canard; grap; grol; kwinkslag; scherts
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
gag beklemmen; benauwen knellen; vasthouden; vastklemmen; vastknellen
oppress beklemmen; benauwen beangstigen; benauwen; knellen; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; verdrukken
truss up beklemmen; benauwen

Wiktionary: beklemmen

beklemmen
verb
  1. een bedrukt gevoel geven
beklemmen
verb
  1. to make uneasy

Cross Translation:
FromToVia
beklemmen oppress; weigh upon beklemmen — (transitiv), von etwas: jemanden körperlich oder seelisch beengen, bedrücken
beklemmen obsess obséderimportuner, excéder quelqu’un par ses assiduités, par ses démarches.