Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. booswicht:


Neerlandés

Traducciones detalladas de booswicht de neerlandés a inglés

booswicht:

booswicht [de ~ (m)] sustantivo

  1. de booswicht (snoodaard; bandiet; boosdoener; slechtaard; onverlaat)
    the villain; the rogue

Translation Matrix for booswicht:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
rogue bandiet; boosdoener; booswicht; onverlaat; slechtaard; snoodaard bengel; boef; boefje; deugniet; fielt; guit; kwajongen; olijkerd; ondeugd; paljas; picaro; rakker; schavuit; schelm; schobbejak; schurk; snaak; stinkerd; stouterd; vlegel
villain bandiet; boosdoener; booswicht; onverlaat; slechtaard; snoodaard boef; ellendeling; fielt; klier; kreng; mispunt; schobbejak; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk; verklapper; verlinker; verrader

Palabras relacionadas con "booswicht":

  • booswichten