Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. bouwsector:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bouwsector de neerlandés a inglés

bouwsector:

bouwsector [de ~ (m)] sustantivo

  1. de bouwsector (bouw)
    the construction; the building; the structure

Translation Matrix for bouwsector:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
building bouw; bouwsector bouw; bouwwerk; constructie; gebouw; huis; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; pand; perceel; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem
construction bouw; bouwsector aanleggen; bouw; bouwsel; bouwwerk; constructie; fabricage; gebouw; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; pand; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem; werkzaamheden
structure bouw; bouwsector basislijn; bouwsel; bouwwerk; bureaucratie; burocratisme; chassis; gebouw; geraamte; grondlijn; hoofdlijn; hoofdlijn in plan of verhaal; pand; structuur
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
structure structureren; structuur aanbrengen; struktureren

Palabras relacionadas con "bouwsector":

  • bouwsectoren, bouwsectors