Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de doelmatigheid de neerlandés a inglés

doelmatigheid:

doelmatigheid [de ~ (v)] sustantivo

  1. de doelmatigheid (effectiviteit; doeltreffendheid)
    the effectivity; the effectiveness

Translation Matrix for doelmatigheid:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
effectiveness doelmatigheid; doeltreffendheid; effectiviteit nuttig effect; rendement
effectivity doelmatigheid; doeltreffendheid; effectiviteit nuttig effect; rendement

Palabras relacionadas con "doelmatigheid":


Wiktionary: doelmatigheid

doelmatigheid
noun
  1. quality of being fit or suitable to effect some desired end

doelmatigheid forma de doelmatig:

doelmatig adj.

  1. doelmatig (doeltreffend; efficiënt; effectief; krachtig)

Translation Matrix for doelmatig:

AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
effective doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; krachtig adequaat; afdoend; beslissend; de moeite waard; effectief; gepast; geschikt; juist; krachtig; lonend; met een krachtige uitwerking; overtuigend; passend
efficient doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; krachtig adequaat; bekwaam; capabel; competent; de moeite waard; deskundig; gepast; geschikt; juist; lonend; oordeelkundig; passend; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig

Palabras relacionadas con "doelmatig":

  • doelmatigheid, doelmatiger, doelmatigere, doelmatigst, doelmatigste, doelmatige

Wiktionary: doelmatig

doelmatig
adjective
  1. geschikt voor het doel waarvoor het gemaakt is
doelmatig
adjective
  1. useful, serving a purpose

Cross Translation:
FromToVia
doelmatig appropriate sachgerechtsachlich richtig
doelmatig convenient; handy; opportune; advantageous; comfortable; useful commode — Pratique
doelmatig of use; suitable; appropriate; apt; due; expedient; right; useful; fitting; applicable; convenient; handy; opportune; advantageous; comfortable; becoming; seemly; proper; decent; adequate convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose.
doelmatig opportune; convenient; handy; advantageous; comfortable; useful opportun — Qui est à propos, selon le temps et le lieu.