Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. dok:
  2. dokken:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de dok de neerlandés a inglés

dok:

dok [de ~] sustantivo

  1. de dok
    the dock
    • dock [the ~] sustantivo

Translation Matrix for dok:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
dock dok beklaagdenbank; beklaagdenbankje; scheepswerf; werf
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
dock dokken; koppelen

Palabras relacionadas con "dok":


Wiktionary: dok

dok
noun
  1. body of water between two piers or wharves

Cross Translation:
FromToVia
dok dock DockSchiffbau: gemauertes Becken oder schwimmender Hohlkörper aus Stahl zur Trockenlegung von Schiffen, an denen Außenarbeiten erforderlich sind
dok drydock; dry dock cale sèche — marine|fr lieu aménagé permettant de mettre à sec des bateaux dans un port.

dok forma de dokken:

dokken [het ~] sustantivo

  1. het dokken (betalen; voldoen)
    the payment; the settlement; the paying off

dokken verbo (dok, dokt, dokte, dokten, gedokt)

  1. dokken (betalen; afrekenen)
    to pay; to pay off
    • pay verbo (pays, paid, paying)
    • pay off verbo (pays off, paid off, paying off)
  2. dokken
    to dock
    – To manipulate an interface element, such as a toolbar or panel, in order to align it with the edge of another interface element, typically a window or pane. 1
    • dock verbo (docks, docked, docking)

Conjugaciones de dokken:

o.t.t.
  1. dok
  2. dokt
  3. dokt
  4. dokken
  5. dokken
  6. dokken
o.v.t.
  1. dokte
  2. dokte
  3. dokte
  4. dokten
  5. dokten
  6. dokten
v.t.t.
  1. heb gedokt
  2. hebt gedokt
  3. heeft gedokt
  4. hebben gedokt
  5. hebben gedokt
  6. hebben gedokt
v.v.t.
  1. had gedokt
  2. had gedokt
  3. had gedokt
  4. hadden gedokt
  5. hadden gedokt
  6. hadden gedokt
o.t.t.t.
  1. zal dokken
  2. zult dokken
  3. zal dokken
  4. zullen dokken
  5. zullen dokken
  6. zullen dokken
o.v.t.t.
  1. zou dokken
  2. zou dokken
  3. zou dokken
  4. zouden dokken
  5. zouden dokken
  6. zouden dokken
en verder
  1. is gedokt
  2. zijn gedokt
diversen
  1. dok!
  2. dokt!
  3. gedokt
  4. dokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dokken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
dock beklaagdenbank; beklaagdenbankje; dok; scheepswerf; werf
pay arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; loonzakje; salaris; salariëring; soldij; traktement; verdienste; wedde
paying off betalen; dokken; voldoen afbetalen; aflossen; afrekening; vereffening; verrekening
payment betalen; dokken; voldoen aanzuivering; afbetaling; afrekening; arbeidsloon; betaling; bezoldiging; gage; honorarium; kostenvergoeding; loon; restituties; salaris; soldij; terugbetalingen; traktement; uitbetaling; uitkering; verdienste; vereffening; vergoeding; verrekening; wedde
settlement betalen; dokken; voldoen afrekenen; afrekening; afspraak; akkoord; arrangement; beslechting; bijlegging; compromis; definiëring; genoegdoening; inklinking; inklinking van bout; klink; kolonie; kolonisatie; nederzetting; omschrijving; overeenkomst; regeling; schikking; vereffening; vergelijk; verrekening; vestiging
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
dock dokken koppelen
pay afrekenen; betalen; dokken bekostigen; belonen; besteden; betalen; bezoldigen; bijleggen; honoreren; lonen; meebetalen; salariëren; spenderen; uitbetalen; uitgeven; vereffenen; verrekenen; voldoen
pay off afrekenen; betalen; dokken afbetalen; afrekenen; vereffenen; verrekenen

Palabras relacionadas con "dokken":


Wiktionary: dokken

dokken
verb
  1. node betalen
  2. in dok brengen

Cross Translation:
FromToVia
dokken pay; ante up payer — Donner de l’argent pour un bien ou un service