Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
pass
|
|
bergpas; entreebiljet; kaart; kaartje; pas; pasje; paspoort; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs
|
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
arise
|
gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden
|
aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gaan staan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; omhoogrijzen; ontspinnen; opdagen; opduiken; opkomen; oprijzen; opstaan; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; vermeerderen; verschijnen
|
happen
|
gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; voorkomen; zich voordoen
|
toegaan
|
occur
|
gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorkomen; voorvallen; zich voordoen
|
ontspinnen; opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen
|
pass
|
gebeuren; plaats hebben; voorkomen; zich voordoen
|
aanbieden; aangeven; aankomen; aanreiken; afgeven; aflopen; besteden; bezoeken; doorbrengen; gaan; geven; iemand opzoeken; inhalen; langsgaan; langskomen; op visite gaan; overgeven; overhandigen; passeren; reiken; slagen voor; slijten; toesteken; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijrijden; zich begeven
|
take place
|
gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; voorkomen; zich voordoen
|
|
-
|
plaatsvinden
|
|