Neerlandés
Traducciones detalladas de gewezen de neerlandés a inglés
gewezen:
-
gewezen (voormalig; voormalige; vroeger; vorige; vroegere; ex; voorheen; geweest; toenmalig)
previous; formerly; earlier; in former times; past; before; ex; retired; at an earlier date; one-time-
previous adj.
-
formerly adv.
-
earlier adj.
-
in former times adj.
-
past adj.
-
before adv.
-
ex adj.
-
retired adj.
-
at an earlier date adj.
-
one-time adj.
-
-
gewezen (met emeritaat; rustend)
-
gewezen (gepensioneerd; rustend)
Translation Matrix for gewezen:
wijzen:
-
wijzen (attenderen)
-
wijzen (iets aanwijzen; aanduiden; indiceren; aangeven)
Conjugaciones de wijzen:
o.t.t.
- wijs
- wijst
- wijst
- wijzen
- wijzen
- wijzen
o.v.t.
- wees
- wees
- wees
- wezen
- wezen
- wezen
v.t.t.
- heb gewezen
- hebt gewezen
- heeft gewezen
- hebben gewezen
- hebben gewezen
- hebben gewezen
v.v.t.
- had gewezen
- had gewezen
- had gewezen
- hadden gewezen
- hadden gewezen
- hadden gewezen
o.t.t.t.
- zal wijzen
- zult wijzen
- zal wijzen
- zullen wijzen
- zullen wijzen
- zullen wijzen
o.v.t.t.
- zou wijzen
- zou wijzen
- zou wijzen
- zouden wijzen
- zouden wijzen
- zouden wijzen
diversen
- wijs!
- wijst!
- gewezen
- wijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wijzen:
Palabras relacionadas con "wijzen":
Definiciones relacionadas de "wijzen":
Wiktionary: wijzen
wijzen
Cross Translation:
verb
wijzen
-
(inergatief) met de (wijs)vinger, hand of arm in een richting duiden
- wijzen → point
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wijzen | → point | ↔ weisen — auf etwas zeigen |
• wijzen | → show | ↔ weisen — jemandem etwas zeigen |
• wijzen | → designate; appoint; denote; mark; motion; show; indicate; point out; demonstrate; display; manifest; suggest; connote; choose; elect; pick out; opt | ↔ désigner — Traduction à trier |
• wijzen | → indicate; show; point out; demonstrate; display; manifest; suggest; connote; denote | ↔ indiquer — montrer, désigner une personne ou une chose. |
• wijzen | → show; point; indicate; point out; demonstrate; display; manifest | ↔ montrer — faire voir ; exposer aux regards. |