Neerlandés

Traducciones detalladas de grissen de neerlandés a inglés

grissen:

grissen verbo (gris, grist, grisde, grisden, gegrist)

  1. grissen (wegkapen; grijpen; jatten; )
    to grasp; caught; to snatch; to seize; to grip; to catch; to snatch away; to drag; to clutch; to yearn; to reach; to slog away; to toil and moil; to rummage about; to rout; to clasp; to pilfer; to snout; to slave away; to stick; to root; to scratch
    • grasp verbo (grasps, grasped, grasping)
    • caught verbo
    • snatch verbo (snatchs, snatched, snatching)
    • seize verbo (seizes, seized, seizing)
    • grip verbo (grips, gripped, gripping)
    • catch verbo (catches, catched, catching)
    • snatch away verbo (snatchs away, snatched away, snatching away)
    • drag verbo (drags, dragged, dragging)
    • clutch verbo (clutchs, clutched, clutching)
    • yearn verbo (yearns, yearned, yearning)
    • reach verbo (reachs, reached, reaching)
    • slog away verbo (slogs away, slogged away, slogging away)
    • toil and moil verbo (toils and moil, toiled and moiled, toiling and moiling)
    • rummage about verbo (rummages about, rummaged about, rummaging about)
    • rout verbo (routs, routed, routing)
    • clasp verbo (clasps, clasped, clasping)
    • pilfer verbo (pilfers, pilfered, pilfering)
    • snout verbo (snouts, snouted, snouting)
    • slave away verbo (slaves away, slaved away, slaving away)
    • stick verbo (sticks, sticked, sticking)
    • root verbo (roots, rooted, rooting)
    • scratch verbo (scratches, scratched, scratching)
  2. grissen (inpikken; pikken; ontfutselen; )
    to snatch; to wheedle; to cuddle; cadge; to coax; to pinch; to obtain by begging; to pilfer; cajole
    • snatch verbo (snatchs, snatched, snatching)
    • wheedle verbo (wheedles, wheedled, wheedling)
    • cuddle verbo (cuddles, cuddled, cuddling)
    • cadge verbo
    • coax verbo (coaxs, coaxed, coaxing)
    • pinch verbo (pinches, pinched, pincing)
    • obtain by begging verbo (obtains by begging, obtained by begging, obtaining by begging)
    • pilfer verbo (pilfers, pilfered, pilfering)
    • cajole verbo

Conjugaciones de grissen:

o.t.t.
  1. gris
  2. grist
  3. grist
  4. grissen
  5. grissen
  6. grissen
o.v.t.
  1. grisde
  2. grisde
  3. grisde
  4. grisden
  5. grisden
  6. grisden
v.t.t.
  1. heb gegrist
  2. hebt gegrist
  3. heeft gegrist
  4. hebben gegrist
  5. hebben gegrist
  6. hebben gegrist
v.v.t.
  1. had gegrist
  2. had gegrist
  3. had gegrist
  4. hadden gegrist
  5. hadden gegrist
  6. hadden gegrist
o.t.t.t.
  1. zal grissen
  2. zult grissen
  3. zal grissen
  4. zullen grissen
  5. zullen grissen
  6. zullen grissen
o.v.t.t.
  1. zou grissen
  2. zou grissen
  3. zou grissen
  4. zouden grissen
  5. zouden grissen
  6. zouden grissen
en verder
  1. is gegrist
  2. zijn gegrist
diversen
  1. gris!
  2. grist!
  3. gegrist
  4. grissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for grissen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
catch buit; deurknip; grendel; knip; knipslot; knipsluiting; onderschepping; schoot; schuif; tong; vangst; verschuifbare sluiting
clasp grendel; knip; knipbeugel; schuif; sluitinrichting voor deur of raam
clutch koppelingspedaal; ontkoppelingspedaal; versnellingspedaal
coax coaxiale kabel
cuddle aanhalen; aanhaling; liefkozing; streling
drag aanstoot; dreg; dreganker; dreghaak; ergernis; haal; haaltje; irritatie; jachtwagen; luchtweerstand; misnoegen; trekje; trekje aan een sigaret
grasp begrijpen; inzicht
grip beugel; draagbeugel; greep; handel; handgreep; handvat; hendel; hengsel
pinch afsnoepen; kneep; knijpbeweging; knijpen
reach afstand; baan; baanvak; bandbreedte; bereik; draagwijdte; etappe; pad; range; reikwijdte; ronde; route; tournee; traject; verspreidingsgebied; weg
root hoofdmap
scratch krab; krabwond; kras; lijn; schram; schrammetje; schreef
snout bek; muil; smoel; smoelwerk; tater; waffel
stick baton; hakhout; hockeystick; knoet; knuppel; loot; phylum; pook; schacht; slaghout; staaf; staf; stam; stang; stok; takje; twijg; versnellingshandel
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
cadge afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; klaplopen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; op iemands zak teren; parasiteren; pikken; plunderen; roven; schooieren; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
cajole afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken
catch graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aanklampen; aanpakken; azen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; betrappen; buitmaken; grijpen; inpakken; inpalmen; klauwen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pakken; prooizoeken; snappen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen
caught graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
clasp graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; klampen; klemmen; knellen; omklemmen; vastklampen; vastpakken
clutch graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen klemmen; knellen; omklemmen
coax afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken flemen; flikflooien
cuddle afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken beminnen; de liefde bedrijven; knuffelen; kozen; liefkozen; minnekozen; minnen; omarmen; omhelzen; omstrengelen; vrijen
drag graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aanslepen; dreggen; sjorren; sjouwen; slepen; sleuren; torsen; zeulen
grasp graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; begrijpen; beseffen; doorzien; grijpen; inzien; klemmen; knellen; met het verstand vatten; omklemmen; onderkennen; realiseren; snappen; vastklampen; vastpakken
grip graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; klauwen; klemmen; knellen; omklemmen; pakken; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verstrikken
obtain by begging afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken afbedelen
pilfer afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; ontfutselen; pikken; snaaien; wegkapen achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
pinch afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; benemen; drukken; gappen; inpikken; jatten; kapen; knellen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; strak zitten; toeëigenen; vastknijpen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
reach graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen bereiken; doordringen; komen tot; penetreren in; reiken
root graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen doorwroeten; vastgroeien; woelen; wortel schieten; wortelen; wroeten; wroetend onderzoeken; wurmen
rout graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen doorwroeten; woelen; wroeten; wroetend onderzoeken; wurmen
rummage about graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen
scratch graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen afkrabben; bekrassen; krassen; schrapen; schrappen; zich krabben
seize graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; bemachtigen; betrappen; bevangen; buitmaken; confisqueren; eigen maken; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; in beslag nemen; ingrijpen; inrekenen; klauwen; klemmen; knellen; kopen; omklemmen; oppakken; pakken; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; veroveren; verstrikken; verwerven; zich bedienen
slave away graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
slog away graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
snatch afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; ontfutselen; pikken; snaaien; wegkapen achteroverdrukken; afnemen; benemen; beroven; betrappen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; snappen; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; wegrukken
snatch away graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen gappen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken; wegrukken
snout graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
stick graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; blijven hangen; blijven steken; haperen; iets vastkleven; kleven; klitten; lijmen; omhoogzitten; op hetzelfde niveau blijven; plakken; samenplakken; stagneren; stokken; vast blijven hangen; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastlopen; vastplakken
toil and moil graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
wheedle afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken
yearn graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen hopen; kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
caught beet; gepakt