Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. happig:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de happig de neerlandés a inglés

happig:

happig adj.

  1. happig (gretig)
    eager; desirous; keen; avid; eagre
  2. happig (belust)

Translation Matrix for happig:

AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
avid gretig; happig begerig
desirous gretig; happig begerend; begerig; verlangend
eager gretig; happig begerig; bevlogen; bezield; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; enthousiast; fideel; fleurig; geestdriftig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
eagre gretig; happig begerig; bevlogen; bezield; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; enthousiast; fideel; fleurig; geestdriftig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
keen gretig; happig begerig; bijdehand; briljant; fervent; gevat; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; messcherp; pienter; scherp; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; spits; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; verlekkerd; vindingrijk; vurig
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
eager for belust; happig gek van; verzot; verzot op
keen on belust; happig gek van; verzot; verzot op

Palabras relacionadas con "happig":

  • happigheid, happige

Wiktionary: happig


Cross Translation:
FromToVia
happig avid; desirous; eager; acquisitive; greedy avide — Qui a de l’avidité