Resumen
Neerlandés a inglés: más información...
- houden:
-
Wiktionary:
- houden → keep, judge, hold, handle, clam up
- houden → cause, chat, gossip, cause to take place, hold, organize, provoke, stage, give rise to, pose, result, inflict, wreak, procure, act as agent, act as go-between, purvey, result in, provide, deliver, supply, get, contain, admit, comprise, include, locate, situate, position, set, identify, spot, hang onto, retain, keep, maintain, have
Neerlandés
Traducciones detalladas de houden de neerlandés a inglés
houden:
-
houden (geen afstand doen van; achterhouden; inhouden)
Conjugaciones de houden:
o.t.t.
- houd
- houdt
- houdt
- houden
- houden
- houden
o.v.t.
- hield
- hield
- hield
- hielden
- hielden
- hielden
v.t.t.
- heb gehouden
- hebt gehouden
- heeft gehouden
- hebben gehouden
- hebben gehouden
- hebben gehouden
v.v.t.
- had gehouden
- had gehouden
- had gehouden
- hadden gehouden
- hadden gehouden
- hadden gehouden
o.t.t.t.
- zal houden
- zult houden
- zal houden
- zullen houden
- zullen houden
- zullen houden
o.v.t.t.
- zou houden
- zou houden
- zou houden
- zouden houden
- zouden houden
- zouden houden
diversen
- houd!
- houdt!
- gehouden
- houdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
houden (vasthouden)
Translation Matrix for houden:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
holding | houden; vasthouden | |
preserving | houden; vasthouden | |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
restrain | achterhouden; geen afstand doen van; houden; inhouden | afhouden; bedwingen; beheersen; beletten; beteugelen; dempen; ervanaf houden; in bedwang houden; intomen; matigen; temperen; weerhouden; zich matigen |
- | behouden; bewaren; pakken |
Sinónimos de "houden":
Antónimos de "houden":
Definiciones relacionadas de "houden":
Wiktionary: houden
houden
Cross Translation:
verb
houden
-
niet laten varen, het bezit ervan niet verliezen
- houden → keep
verb
-
to maintain the condition of; to preserve
-
to maintain possession of
-
to have as an opinion, consider, suppose
-
to grasp
- hold → vasthouden; houden
-
to use or hold with the hand
-
become silent
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• houden | → cause; chat; gossip; cause to take place; hold; organize; provoke; stage; give rise to; pose; result; inflict; wreak | ↔ causer — être cause de ; occasionner, provoquer. |
• houden | → procure; act as agent; act as go-between; purvey; cause; cause to take place; hold; organize; result in; provide; deliver; supply; get | ↔ procurer — faire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins. |
• houden | → hold; contain; admit; comprise; include | ↔ renfermer — enfermer de nouveau. |
• houden | → locate; situate; cause; cause to take place; hold; organize; provoke; stage; position; set; identify; spot | ↔ situer — placer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc. |
• houden | → hold; hang onto; retain; keep; maintain; have | ↔ tenir — Avoir en main, entre les bras, de manière à ne pas laisser aller. |