Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. huisbezoek:


Neerlandés

Traducciones detalladas de huisbezoek de neerlandés a inglés

huisbezoek:

huisbezoek [het ~] sustantivo

  1. het huisbezoek (doktersbezoek; ziekenbezoek)
    the sick-call; the visiting the sick

Translation Matrix for huisbezoek:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
sick-call doktersbezoek; huisbezoek; ziekenbezoek
visiting the sick doktersbezoek; huisbezoek; ziekenbezoek

Palabras relacionadas con "huisbezoek":

  • huisbezoeken