Neerlandés

Traducciones detalladas de inrukkend de neerlandés a inglés

inrukkend:

inrukkend adj.

  1. inrukkend

Translation Matrix for inrukkend:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
withdrawing uitvallen; wegvallen
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
dismissing inrukkend
withdrawing inrukkend terugtredend

inrukken:

inrukken verbo (ruk in, rukt in, rukte in, rukten in, ingerukt)

  1. inrukken (ophoepelen; opdonderen; opkrassen; oplazeren)
    bugger off; to fuck off; buzz off; to get; scram
    – leave immediately; used usually in the imperative form 1
    to get lost; to beat it; to bugger up; to get on; to move on; to piss off; to clear out; to go away; to push off; to go astray; to go to hell; to pack it
    • get lost verbo (gets lost, got lost, getting lost)
    • beat it verbo (beats it, beated it, beating it)
    • bugger up verbo (buggers up, buggered up, buggering up)
    • get on verbo (gets on, got on, getting on)
    • move on verbo (moves on, moved on, moving on)
    • piss off verbo (pisses off, pissed off, pissing off)
    • clear out verbo (clears out, cleared out, clearing out)
    • go away verbo (goes away, went away, going away)
    • push off verbo (pushes off, pushed off, pushing off)
    • go astray verbo (goes astray, went astray, going astray)
    • go to hell verbo (goes to hell, went to hell, going to hell)
    • pack it verbo (packs it, packed it, packing it)

Conjugaciones de inrukken:

o.t.t.
  1. ruk in
  2. rukt in
  3. rukt in
  4. rukken in
  5. rukken in
  6. rukken in
o.v.t.
  1. rukte in
  2. rukte in
  3. rukte in
  4. rukten in
  5. rukten in
  6. rukten in
v.t.t.
  1. ben ingerukt
  2. bent ingerukt
  3. is ingerukt
  4. zijn ingerukt
  5. zijn ingerukt
  6. zijn ingerukt
v.v.t.
  1. was ingerukt
  2. was ingerukt
  3. was ingerukt
  4. waren ingerukt
  5. waren ingerukt
  6. waren ingerukt
o.t.t.t.
  1. zal inrukken
  2. zult inrukken
  3. zal inrukken
  4. zullen inrukken
  5. zullen inrukken
  6. zullen inrukken
o.v.t.t.
  1. zou inrukken
  2. zou inrukken
  3. zou inrukken
  4. zouden inrukken
  5. zouden inrukken
  6. zouden inrukken
diversen
  1. ruk in!
  2. rukt in!
  3. ingerukt
  4. inrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inrukken [znw.] sustantivo

  1. inrukken (ophoepelen)
    the beat it

Translation Matrix for inrukken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
beat it inrukken; ophoepelen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
beat it inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren 'm piepen; 'm smeren; opflikkeren; opkrassen; oprotten
bugger off inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren
bugger up inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren
buzz off inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren
clear out inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren ledigen; leeghalen; leegmaken; opruimen; reinigen; schoonmaken; uithalen; uitmesten; uitnemen; uitruimen
fuck off inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren
get inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren begrijpen; binnenbrengen; binnenhalen; halen; inzien; met het verstand vatten; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; pakken; snappen
get lost inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren bekijken; de weg kwijtraken; dood kunnen vallen; erbij inschieten; kwijtraken; opflikkeren; oprotten; verdwalen; verkeerd gaan; verkeerd lopen; verliezen; verloren gaan; wegraken; zoek raken; zoekraken
get on inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren aanhouden; continueren; doorgaan; overweg kunnen; verdergaan; vervolgen; voortgaan; voortzetten
go astray inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren de weg kwijtraken; verdwalen; verkeerd gaan; verkeerd lopen
go away inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
go to hell inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren barsten; kunnen stikken; opflikkeren; oprotten
move on inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren aanhouden; continueren; doorgaan; gaan; lopen; stappen; stuwen; verdergaan; vervolgen; voortbewegen; voortgaan; voortstuwen; voortzetten; vooruitduwen; zich voortbewegen
pack it inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren
piss off inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren
push off inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren afduwen; afschuiven; afstoten; eraf duwen; erafschoppen
scram inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
get lost ongerede
push off heen; ksst; vort; weg