Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. klok:
  2. klokken:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de klok de neerlandés a inglés

klok:

klok [de ~ (m)] sustantivo

  1. de klok (uurwerk; pendule)
    the clock; the clockwork; the timepiece

Translation Matrix for klok:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
clock klok; pendule; uurwerk hangklok; klokje; polshorloge; systeemklok; taximeter; wandklok; zakhorloge; zakuurwerk
clockwork klok; pendule; uurwerk klokje; polshorloge; zakhorloge; zakuurwerk
timepiece klok; pendule; uurwerk
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
clock de tijd opnemen; klokken; timen

Palabras relacionadas con "klok":


Sinónimos de "klok":


Definiciones relacionadas de "klok":

  1. bel met klepel aan de binnenkant1
    • hoor, de klokken luiden1
  2. apparaat dat de tijd aangeeft1
    • het is vijf uur op de klok1

Wiktionary: klok

klok
noun
  1. instrument to measure or keep track of time
  2. musical instrument
  3. percussive instrument

Cross Translation:
FromToVia
klok chime carillon — Réunion de cloches accordées à différents tons
klok clock horloge — horloge
klok grandfather clock pendulehorloge d’appartement dont le mouvement régulariser par un pendule.
klok doorbell; bell sonnetteclochette dont on se servir pour appeler ou pour avertir.

klokken:

klokken verbo (klok, klokt, klokte, klokten, geklokt)

  1. klokken (de tijd opnemen; timen)
    to time
    – measure the time or duration of an event or action or the person who performs an action in a certain period of time 2
    • time verbo (times, timed, timing)
    to clock
    • clock verbo (clocks, clocked, clocking)
  2. klokken (klokgeluidjes maken)
    to gobble; to cluck
    • gobble verbo (gobbles, gobbled, gobbling)
    • cluck verbo (clucks, clucked, clucking)

Conjugaciones de klokken:

o.t.t.
  1. klok
  2. klokt
  3. klokt
  4. klokken
  5. klokken
  6. klokken
o.v.t.
  1. klokte
  2. klokte
  3. klokte
  4. klokten
  5. klokten
  6. klokten
v.t.t.
  1. heb geklokt
  2. hebt geklokt
  3. heeft geklokt
  4. hebben geklokt
  5. hebben geklokt
  6. hebben geklokt
v.v.t.
  1. had geklokt
  2. had geklokt
  3. had geklokt
  4. hadden geklokt
  5. hadden geklokt
  6. hadden geklokt
o.t.t.t.
  1. zal klokken
  2. zult klokken
  3. zal klokken
  4. zullen klokken
  5. zullen klokken
  6. zullen klokken
o.v.t.t.
  1. zou klokken
  2. zou klokken
  3. zou klokken
  4. zouden klokken
  5. zouden klokken
  6. zouden klokken
en verder
  1. ben geklokt
  2. bent geklokt
  3. is geklokt
  4. zijn geklokt
  5. zijn geklokt
  6. zijn geklokt
diversen
  1. klok!
  2. klokt!
  3. geklokt
  4. klokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

klokken [de ~] sustantivo, plural

  1. de klokken
    the clocks; the timepieces

Translation Matrix for klokken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
clock hangklok; klok; klokje; pendule; polshorloge; systeemklok; taximeter; uurwerk; wandklok; zakhorloge; zakuurwerk
clocks klokken
time keer; maal; periode; termijn; tijd; tijdruimte; tijdsbestek; tijdsduur
timepieces klokken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
clock de tijd opnemen; klokken; timen
cluck klokgeluidjes maken; klokken
gobble klokgeluidjes maken; klokken zwelgen
time de tijd opnemen; klokken; timen

Palabras relacionadas con "klokken":


Wiktionary: klokken

klokken
verb
  1. measure the duration of
  2. to measure time

Traducciones relacionadas de klok