Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. mannen:
  2. man:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de mannen de neerlandés a inglés

mannen:

mannen [de ~] sustantivo, plural

  1. de mannen (manvolk)
    the men; the menfolk
    • men [the ~] sustantivo
    • menfolk [the ~] sustantivo

Translation Matrix for mannen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
men mannen; manvolk
menfolk mannen; manvolk

Palabras relacionadas con "mannen":


Wiktionary: mannen

mannen
noun
  1. male friend

mannen forma de man:

man [de ~ (m)] sustantivo

  1. de man (kerel; knakker; knul; )
    the man; the fellow; the gent; the bloke; the chap; the cove; the mister; the type
    • man [the ~] sustantivo
    • fellow [the ~] sustantivo
    • gent [the ~] sustantivo
    • bloke [the ~] sustantivo
    • chap [the ~] sustantivo
    • cove [the ~] sustantivo
    • mister [the ~] sustantivo
    • type [the ~] sustantivo
  2. de man (manspersoon; vent; kerel)
    the man
    • man [the ~] sustantivo
    the male
    – a person who belongs to the sex that cannot have babies 1
    • male [the ~] sustantivo
  3. de man (echtgenoot; gade; eega)
    the husband
  4. de man (echtgenoot; partner; eega; levensgezel; levenspartner)
    the husband; the spouse; the partner; the life companion; the companion
  5. de man
    the man
    • man [the ~] sustantivo

Translation Matrix for man:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bloke gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent goser; gozer; heerschap; kerel; knakker; knul; sujet; vent
chap gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent goser; gozer; heerschap; kerel; knakker; knul; snuiter; sujet; vent
companion echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man; partner begeleidster; compagnon; gabber; gezel; gezellin; gids; informatieboek; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; metgezel; pal; partner; spitsbroeder; vriend; vriendje
cove gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent
fellow gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent ambtgenoot; collega; compagnon; gabber; gezel; goser; gozer; heerschap; kameraad; kameraadje; kerel; knakker; knul; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; metgezel; pal; snuiter; spitsbroeder; sujet; vakgenoot; vent; vriend; vriendje
gent gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent heer; heerser; machthebber; soeverein
husband echtgenoot; eega; gade; levensgezel; levenspartner; man; partner echtgenote; gade; gemalin; vrouw
life companion echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man; partner echtgenote; gade; levensgezel; levensgezellin; levenspartner; partner; vrouw
male kerel; man; manspersoon; vent mannetje; mannetjesdier
man gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; manspersoon; vent butler; damschijf; goser; gozer; herenknecht; iemand; individu; kamerbediende; kamerdienaar; kerel; knakker; knul; mens; mensenkind; persoon; schijf; vent; wezen
mister gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent heer; heerser; machthebber; soeverein
partner echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man; partner bondgenoot; compagnon; firmant; gabber; gade; gezel; gezellin; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; medespeler; medestander; medestrijder; pal; partner; speelgenoot; speelkameraad; speelmakker; spitsbroeder; vriend; vrouw
spouse echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man; partner echtgenote; gade; levensgezel; levensgezellin; levenspartner; partner; vrouw
type gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent aard; genre; karakter; klasse; letter; lettersoort; letterteken; lettertype; onderverdeling; slag; soort; type
- echtgenoot; heer; meneer; mijnheer
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
man bemannen
type machineschrijven; tikken; typen
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
male mannelijk; potent; viriel
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
male vertrouwenspersoon

Palabras relacionadas con "man":


Sinónimos de "man":


Antónimos de "man":


Definiciones relacionadas de "man":

  1. persoon met wie een vrouw getrouwd is2
    • Mijn man is niet thuis, zei mevrouw Ilmaz.2
  2. mannelijke volwassen persoon2
    • deze man heeft zich als vrouw verkleed2
  3. mens of persoon2
    • met hoeveel man zijn we?2

Wiktionary: man

man
noun
  1. persoon van het mannelijk geslacht
  2. een echtgenoot, een getrouwde man
  3. een mens
man
noun
  1. adult male human
  2. human of masculine sex or gender
  3. male partner in marriage

Cross Translation:
FromToVia
man man homme — Être humain adulte de sexe masculin.
man fellow; guy hommeêtre humain mâle ; par opposition à la femme.
man husband; mate; spouse mariépoux, celui qui unir à une autre personne par le lien conjugal.
man fellow; man; guy; male; bloke mâlehomme dans l’espèce humaine.
man spouse épouxconjoint ; mari.

Traducciones automáticas externas: