Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. maskers:
  2. masker:


Neerlandés

Traducciones detalladas de maskers de neerlandés a inglés

maskers:

maskers [de ~] sustantivo, plural

  1. de maskers (mombakkesen)
    the face guards; the masks

Translation Matrix for maskers:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
face guards maskers; mombakkesen
masks maskers; mombakkesen

Palabras relacionadas con "maskers":


masker:

masker [het ~] sustantivo

  1. het masker (mombakkes; mom)
    the mask
    • mask [the ~] sustantivo
  2. het masker (dekmantel; façade; schijn; voorkomen)
    the disguise; the façade
  3. het masker
    the mask
    – A filter that selectively includes or excludes certain values. 1
    • mask [the ~] sustantivo

Translation Matrix for masker:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
disguise dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen verkleding; vermomming
façade dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen façade; front; gevel; pui; voorgevel; voorkant
mask masker; mom; mombakkes gezichtsmasker
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
disguise achterhouden; bemantelen; camoufleren; in omgeving op laten gaan; verbergen; verbloemen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; verkleden; vermommen; versluieren; verstoppen; wegstoppen
mask bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren

Palabras relacionadas con "masker":