Neerlandés

Traducciones detalladas de overvloedigheid de neerlandés a inglés

overvloedigheid:

overvloedigheid [de ~ (v)] sustantivo

  1. de overvloedigheid (rijkelijkheid)
    the abundance; the profusion; the multitude

Translation Matrix for overvloedigheid:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
abundance overvloedigheid; rijkelijkheid luxe; overvloed; pracht; talrijkheid; veelheid; weelde; weelderigheid
multitude overvloedigheid; rijkelijkheid berg; drom; grote hoeveelheid; hoop; horde; kudde; massa; overvloed; schaar; schare; troep; volksmenigte
profusion overvloedigheid; rijkelijkheid buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
abundance van alles
multitude van alles

Palabras relacionadas con "overvloedigheid":


overvloedigheid forma de overvloedig:


Translation Matrix for overvloedig:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
elaborate preciseren; uitwerken
rich bulken
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
abundant overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig in overvloed; welig; welvoorzien
ample overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig ampel; breedvoerig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig; welvoorzien
comprehensive overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig cognitief; groots; grootschalig; grootscheeps; uitvoerig; veelomvattend
copious overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig welvoorzien
detailed overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig accuraat; gedetailleerd; in details; lijvig; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; omvangrijk; precies; secuur; uitgewerkt; verregaand; volumineus; zorgvuldig
elaborate overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig breedsprakig; breedvoerig; doorwrocht; in details; langdradig; lijvig; omslachtig; omstandig; omvangrijk; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; verregaand; volumineus; wijdlopig
extensive overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig breedsprakig; breedvoerig; extensief; in details; langdradig; lijvig; omslachtig; omstandig; omvangrijk; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; veelverbreid; verregaand; volumineus; wijdlopig; wijdverbreid
lavish overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig
rich overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig florerend; machtig; moeilijk verteerbaar; slecht verteerbaar; welgesteld; welvarend; zwaar
wide breed; wijd
widespread overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig extensief; in details; uitgebreid; uitgewerkt; veelverbreid; wijdverbreid
AdverbTraducciones relacionadasOther Translations
amply overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
plentifull overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig
wide overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig in details; ruim; uitgewerkt; wijd

Palabras relacionadas con "overvloedig":


Wiktionary: overvloedig

overvloedig
adjective
  1. in ruime hoeveelheid aanwezig
overvloedig
adjective
  1. abundant, luxuriant, profuse, superabundant
  2. great in quantity
  3. fully sufficient; abundant
  4. fully sufficient; plentiful
  5. ample, plenteous, plenty
  6. excess of what is sufficient
adverb
  1. in an abundant manner

Cross Translation:
FromToVia
overvloedig abundant; copious; plentiful; profuse; ample; rich; affluent; aplenty abondant — Qui abonder, qui dépasse nettement en quantité ce qui est suffisant.
overvloedig plentiful; abundant; copious; profuse; ample; full; rich; affluent; aplenty; extensive; spacious; vast; wide; broad; capacious; commodious; huge; open; lax; bulky; sizable; voluminous ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
overvloedig abundant; copious; plentiful; profuse; ample; rich; affluent; aplenty copieux — Qui est abondant, qui est nombreux et disponible.
overvloedig wide; large; broad; abundant; copious; plentiful; profuse; ample; rich; affluent; aplenty; extensive; spacious; vast; capacious; commodious; huge; open; lax; bulky; sizable; voluminous large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
overvloedig abundant; copious; plentiful; profuse; ample; rich; affluent; aplenty plantureux — Qui est large, copieux, abondant, profus.
overvloedig profuse profus — didactique|fr Qui a tendance à se répandre, en parlant d'un fluide.