Neerlandés

Traducciones detalladas de pak de neerlandés a inglés

pak:

pak [de ~ (m)] sustantivo

  1. de pak (kostuum; maatpak)
    the suit; the costume; the tailor-made suit
  2. de pak (baal)
    the bale
    • bale [the ~] sustantivo
  3. de pak (herenkostuum)
    the gentlemen's suit

Translation Matrix for pak:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bale baal; pak
costume kostuum; maatpak; pak dracht; kleding; kleren; mantelkostuum; plunje; tenue; uitdossing; uniform; verwachting; zwangerschap
gentlemen's suit herenkostuum; pak
suit kostuum; maatpak; pak colbertkostuum
tailor-made suit kostuum; maatpak; pak
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bale emballeren; inpakken; inwikkelen; verpakken
suit aangenaam aandoen; aanstaan; behagen; bevallen; conveniëren; deugen; gelegen komen; gelieven; geschikt zijn; passen; passend zijn; plezieren; schikken; staan; uitkomen; zich aanpassen; zich schikken; zich voegen naar

Palabras relacionadas con "pak":


Sinónimos de "pak":


Definiciones relacionadas de "pak":

  1. bundel van iets1
    • hij heeft een pak oude kranten bij zich1
  2. grote hoeveelheid1
    • er ligt een dik pak sneeuw1
  3. kartonnen doos waar levensmiddelen in zitten1
    • ik koop drie pakken melk1
  4. kleren die bij elkaar horen1
    • vader droeg een pak met een grijs streepje1
  5. wat ingepakt is1
    • er kwam een pakje met de post1

Wiktionary: pak

pak
noun
  1. pakket
  2. lading
  3. kleding
pak
noun
  1. something which is packed

Cross Translation:
FromToVia
pak landfill déchargeaction de décharger.
pak shoal; seabed; layer; bed; stratum; deposit; oilfield; goldfield; vein; berth; couch; encampment; lair gisement — marine|fr situation des côtes de la mer.
pak packet; package; parcel paquetemballage, colis, regroupant plusieurs choses.

pak forma de pakken:

pakken verbo (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)

  1. pakken (halen)
    to get
    • get verbo (gets, got, getting)
  2. pakken (grijpen; vangen; verstrikken; vatten; klauwen)
    to catch; to grab; to seize; to capture; to trap; to grip
    • catch verbo (catches, catched, catching)
    • grab verbo (grabs, grabbed, grabbing)
    • seize verbo (seizes, seized, seizing)
    • capture verbo (captures, captured, capturing)
    • trap verbo (traps, trapped, trapping)
    • grip verbo (grips, gripped, gripping)
  3. pakken (nemen)
    to take
    • take verbo (takes, took, taking)

Conjugaciones de pakken:

o.t.t.
  1. pak
  2. pakt
  3. pakt
  4. pakken
  5. pakken
  6. pakken
o.v.t.
  1. pakte
  2. pakte
  3. pakte
  4. pakten
  5. pakten
  6. pakten
v.t.t.
  1. heb gepakt
  2. hebt gepakt
  3. heeft gepakt
  4. hebben gepakt
  5. hebben gepakt
  6. hebben gepakt
v.v.t.
  1. had gepakt
  2. had gepakt
  3. had gepakt
  4. hadden gepakt
  5. hadden gepakt
  6. hadden gepakt
o.t.t.t.
  1. zal pakken
  2. zult pakken
  3. zal pakken
  4. zullen pakken
  5. zullen pakken
  6. zullen pakken
o.v.t.t.
  1. zou pakken
  2. zou pakken
  3. zou pakken
  4. zouden pakken
  5. zouden pakken
  6. zouden pakken
en verder
  1. ben gepakt
  2. bent gepakt
  3. is gepakt
  4. zijn gepakt
  5. zijn gepakt
  6. zijn gepakt
diversen
  1. pak!
  2. pakt!
  3. gepakt
  4. pakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for pakken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
capture bemachtiging; gevangenname; inhechtenisneming; inneming; inverzekeringstelling; overweldiging; verovering; vrijheidsberoving
catch buit; deurknip; grendel; knip; knipslot; knipsluiting; onderschepping; schoot; schuif; tong; vangst; verschuifbare sluiting
grab arresteren; grijpen; grijper; vangarm
grip beugel; draagbeugel; greep; handel; handgreep; handvat; hendel; hengsel
take baat; gewin; profijt; winst
trap bakkes; hinderlaag; karretje; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; trap; tronie; val; valkuil; valstrik; wagentje
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
capture grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; arresteren; buitmaken; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; opnemen; oppakken; opvangen; vangen; vatten; veroveren; wat neervalt opvangen
catch grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanklampen; aanpakken; azen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; betrappen; buitmaken; graaien; grijpen; grissen; inpakken; inpalmen; jatten; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pikken; prooizoeken; snaaien; snappen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; wat neervalt opvangen; wegkapen
get halen; pakken begrijpen; binnenbrengen; binnenhalen; inrukken; inzien; met het verstand vatten; onverlangd krijgen; opdoen; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; oplopen; snappen
grab grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; naar zich toe trekken; vastklampen; vastpakken
grip grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; graaien; grijpen; grissen; jatten; klemmen; knellen; omklemmen; pikken; snaaien; vastklampen; vastpakken; wegkapen
seize grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; bemachtigen; betrappen; bevangen; buitmaken; confisqueren; eigen maken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; iets bemachtigen; in beslag nemen; ingrijpen; inrekenen; jatten; klemmen; knellen; kopen; omklemmen; oppakken; pikken; snaaien; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; vangen; vastklampen; vastpakken; verbeurdverklaren; verkrijgen; veroveren; verwerven; wegkapen; zich bedienen
take nemen; pakken aangrijpen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanwenden; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afnemen; benemen; benutten; bezetten; bezigen; cadeau aannemen; gappen; gebruik maken van; gebruiken; grijpen; hanteren; ingrijpen; innemen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; medicijn innemen; meenemen; naartoe brengen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; ophalen; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toegrijpen; toepassen; toetasten; toeëigenen; utiliseren; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verstouwen; verstuwen; vervreemden; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; zich bedienen
trap grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken overlappen
- houden; nemen

Palabras relacionadas con "pakken":


Sinónimos de "pakken":


Antónimos de "pakken":


Definiciones relacionadas de "pakken":

  1. vast blijven zitten1
    • deze lijm pakt niet1
  2. alles wat je mee wilt nemen, erin doen1
    • ik moet mijn koffer nog pakken1
  3. het grijpen of tevoorschijn halen1
    • pak maar een koekje1

Wiktionary: pakken

pakken
verb
  1. obtain
  2. grab
  3. to grab with the hands

Cross Translation:
FromToVia
pakken get; receive; be given bekommen — (transitiv) etwas empfangen, etwas erhalten, etwas erlangen, etwas (oder einen Zustand) erreichen
pakken get; receive; be given bekommen — (transitiv) wie viel ist zu zahlen, was wird gewünscht?
pakken get; receive; be given bekommen — (transitiv) sich einer Person oder Sache bemächtigen
pakken grab erwischen — jemanden oder etwas in die Hand, in die Gewalt, zu fassen bekommen, festhalten
pakken have; wreak; take; seize; do nehmen — eine Sache greifen
pakken capture; catch; grapple; captivate; grab; seize; trap; apprehend attraper — Prendre à une trappe, à un piège ou à quelque chose de semblable.
pakken capture; catch; grapple; captivate; grab; seize; trap; apprehend capturers’emparer d’un être vivant ou d’une chose.
pakken seize; grab; grasp; grapple; take hold; nab; snatch saisir — Prendre vivement.

Traducciones relacionadas de pak