Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. rakkers:
  2. rakker:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de rakkers de neerlandés a inglés

rakkers:

rakkers [de ~] sustantivo, plural

  1. de rakkers (jongens)
    the rascals

Translation Matrix for rakkers:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
rascals jongens; rakkers achterbakse personen; bengels; boefjes; deugnieten; gladakkers; guiten; onbetrouwbare kerels; schavuiten; schoeljes; smiechten; vlegels

Palabras relacionadas con "rakkers":


rakker:

rakker [de ~ (m)] sustantivo

  1. de rakker (jongen)
    the guy; the naughty boy; the lad; the rascal; the scamp; the youth
  2. de rakker (deugniet; guit; stinkerd; snaak)
    the rogue; the rascal
    – a deceitful and unreliable scoundrel 1

Translation Matrix for rakker:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
guy jongen; rakker heerschap; snuiter; sujet; vent
lad jongen; rakker baasje; goser; gozer; jonge knaap; jongeling; jongeman; kerel; klein kereltje; knakker; knul; snuiter; vent
naughty boy jongen; rakker bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; rekel; schavuit; schelm; stouterd; straatjongen; vandaal; vlegel
rascal deugniet; guit; jongen; rakker; snaak; stinkerd bengel; boef; boefje; deugniet; donderstraal; fielt; guit; kwajongen; mispunt; naarling; olijkerd; ondeugd; paljas; rekel; rotzak; schavuit; schelm; schobbejak; schoelje; schoffie; schoft; schooiers; schurk; sloebers; smeerlap; smiecht; smiek; spitsboef; stinkerd; stouterd; vlegel; vlerk
rogue deugniet; guit; rakker; snaak; stinkerd bandiet; bengel; boef; boefje; boosdoener; booswicht; deugniet; fielt; guit; kwajongen; olijkerd; ondeugd; onverlaat; paljas; picaro; schavuit; schelm; schobbejak; schurk; slechtaard; snoodaard; stouterd; vlegel
scamp jongen; rakker hoerenjong; klootzak; kuttenkop; loeder; pleurislijder; pleurislijer; ploert; schoft; smeerlap
youth jongen; rakker jeugd; jeugdigheid; jonge knaap; jongeling; jongelui; jongeman; jongere; jongeren

Palabras relacionadas con "rakker":

  • rakkeren, rakkers, rakkertje, rakkertjes

Wiktionary: rakker

rakker
noun
  1. ondeugend persoon, iemand die zich vrijpostigheden permiteert
rakker
noun
  1. someone who is naughty

Traducciones automáticas externas: