Neerlandés
Traducciones detalladas de snipperen de neerlandés a inglés
snipperen:
-
snipperen (versnipperen; verknippen)
Conjugaciones de snipperen:
o.t.t.
- snipper
- snippert
- snippert
- snipperen
- snipperen
- snipperen
o.v.t.
- snipperde
- snipperde
- snipperde
- snipperden
- snipperden
- snipperden
v.t.t.
- heb gesnipperd
- hebt gesnipperd
- heeft gesnipperd
- hebben gesnipperd
- hebben gesnipperd
- hebben gesnipperd
v.v.t.
- had gesnipperd
- had gesnipperd
- had gesnipperd
- hadden gesnipperd
- hadden gesnipperd
- hadden gesnipperd
o.t.t.t.
- zal snipperen
- zult snipperen
- zal snipperen
- zullen snipperen
- zullen snipperen
- zullen snipperen
o.v.t.t.
- zou snipperen
- zou snipperen
- zou snipperen
- zouden snipperen
- zouden snipperen
- zouden snipperen
en verder
- ben gesnipperd
- bent gesnipperd
- is gesnipperd
- zijn gesnipperd
- zijn gesnipperd
- zijn gesnipperd
diversen
- snipper!
- snippert!
- gesnipperd
- snipperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for snipperen:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
snip | knipje; knipsel | |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
cut into pieces | snipperen; verknippen; versnipperen | |
cut up | snipperen; verknippen; versnipperen | fout knippen; hakken; in stukken hakken; kleinmaken; opensnijden; verknippen; versnijden |
shred | snipperen; verknippen; versnipperen | |
snip | snipperen; verknippen; versnipperen | |
Adjective | Traducciones relacionadas | Other Translations |
cut up | verscheurd |
Palabras relacionadas con "snipperen":
snipper:
-
de snipper (stukje papier)
Translation Matrix for snipper:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
piece of paper | snipper; stukje papier | blad; vel |
scrap | snipper; stukje papier | afvalmateriaal; afvalstof; flard; homp; knipsel; lap; lor; metaal afval; oud ijzer; prul; schroot; uitvaagsel; uitval; vod; vodje |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
scrap | bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; laten uitvallen; matten; tot schroot verwerken; vechten; vernietigen |