Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. snorkelen:
  2. snorkel:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de snorkelen de neerlandés a inglés

snorkelen:

snorkelen verbo (snorkel, snorkelt, snorkelde, snorkelden, gesnorkeld)

  1. snorkelen (met een snorkel zwemmen)

Conjugaciones de snorkelen:

o.t.t.
  1. snorkel
  2. snorkelt
  3. snorkelt
  4. snorkelen
  5. snorkelen
  6. snorkelen
o.v.t.
  1. snorkelde
  2. snorkelde
  3. snorkelde
  4. snorkelden
  5. snorkelden
  6. snorkelden
v.t.t.
  1. heb gesnorkeld
  2. hebt gesnorkeld
  3. heeft gesnorkeld
  4. hebben gesnorkeld
  5. hebben gesnorkeld
  6. hebben gesnorkeld
v.v.t.
  1. had gesnorkeld
  2. had gesnorkeld
  3. had gesnorkeld
  4. hadden gesnorkeld
  5. hadden gesnorkeld
  6. hadden gesnorkeld
o.t.t.t.
  1. zal snorkelen
  2. zult snorkelen
  3. zal snorkelen
  4. zullen snorkelen
  5. zullen snorkelen
  6. zullen snorkelen
o.v.t.t.
  1. zou snorkelen
  2. zou snorkelen
  3. zou snorkelen
  4. zouden snorkelen
  5. zouden snorkelen
  6. zouden snorkelen
en verder
  1. ben gesnorkeld
  2. bent gesnorkeld
  3. is gesnorkeld
  4. zijn gesnorkeld
  5. zijn gesnorkeld
  6. zijn gesnorkeld
diversen
  1. snorkel!
  2. snorkelt!
  3. gesnorkeld
  4. snorkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for snorkelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
snorkeling met een snorkel zwemmen; snorkelen

Palabras relacionadas con "snorkelen":


Wiktionary: snorkelen


Cross Translation:
FromToVia
snorkelen snorkel schnorcheln — mit einem Schnorchel tauchen

snorkel:

snorkel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de snorkel
    the snorkel

Translation Matrix for snorkel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
snorkel snorkel

Palabras relacionadas con "snorkel":