Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. tikje:
  2. tik:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de tikje de neerlandés a inglés

tikje:

tikje [het ~] sustantivo

  1. het tikje (kleine tik; klopje)
    the tap; the touch; the clip
    • tap [the ~] sustantivo
    • touch [the ~] sustantivo
    • clip [the ~] sustantivo

Translation Matrix for tikje:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
clip kleine tik; klopje; tikje clip; klem; klemhaak; kram; mediaclip; multimediaclip; scheerwol; tang
tap kleine tik; klopje; tikje betikken; kraan; waterkraan
touch kleine tik; klopje; tikje aanraking; contact; flinter; floers; gevoel; schijntje; sentiment; snufje; toetsaanslag; vleugje; voeling; waas; zweem
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
clip een opdonder verkopen; haar kort laten knippen; inkorten; knotten; kort knippen; kort maken; korten; korter maken; kortwieken; scheren; verkorten
tap aankloppen; aanroeren; aanstippen; aantikken; aftappen; biertappen; even aanraken; kloppen; tappen; tikken; tikken op
touch aangaan; aangrijpen; aanraken; aanroeren; aanstippen; belang inboezemen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; even aanraken; ontroeren; raken; roeren; slaan op; toucheren; treffen; voelen; zitten aan; zorg inboezemen

Palabras relacionadas con "tikje":


Wiktionary: tikje

tikje
noun
  1. small amount

tik:

tik [de ~ (m)] sustantivo

  1. de tik (toegebrachte klap; klap; lel; klop; mep)
    the knock; the slap; the smack; the blow
    • knock [the ~] sustantivo
    • slap [the ~] sustantivo
    • smack [the ~] sustantivo
    • blow [the ~] sustantivo
  2. de tik (toegebrachte klap; jens; klap; )
    the smack; the slap; the blow
    • smack [the ~] sustantivo
    • slap [the ~] sustantivo
    • blow [the ~] sustantivo

Translation Matrix for tik:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
blow dreun; jens; klap; klop; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap bluts; deuk; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; klap; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; zet
knock klap; klop; lel; mep; tik; toegebrachte klap aankloppen
slap dreun; jens; klap; klop; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap handslag; harde slag; klap; opstopper; pets; peut; stoot
smack dreun; jens; klap; klop; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap dreun; handslag; klap; klapzoen; knal; kwak; opstopper; pakkerd; peut; smak; stoot
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
blow 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hard waaien; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen
knock aankloppen; aantikken; kloppen; tikken
slap hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren
smack een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; slaan; smakken; smakkend eten; timmeren

Palabras relacionadas con "tik":


Wiktionary: tik


Cross Translation:
FromToVia
tik hit; strike; knock; blow; smack; stroke; whack; move; turn coupimpression que fait un corps sur un autre en le frappant.