Neerlandés
Traducciones detalladas de treffer de neerlandés a inglés
treffer:
-
de treffer (doelpunt; goal)
-
de treffer (succesnummer; succes; hit; kraker; topper; successtuk; klapper; schlager; kasstuk)
-
de treffer (toevalstreffer; gelukstreffer; buitenkansje)
-
de treffer (schot in de roos; hit; raakschot)
-
de treffer
-
de treffer