Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. uiteenhalen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de uiteenhalen de neerlandés a inglés

uiteenhalen:

uiteenhalen verbo (haal uiteen, haalt uiteen, haalde uiteen, haalden uiteen, uiteengehaald)

  1. uiteenhalen (splitsen; scheiden; uit elkaar halen)
    to separate
    • separate verbo (separates, separated, separating)

Conjugaciones de uiteenhalen:

o.t.t.
  1. haal uiteen
  2. haalt uiteen
  3. haalt uiteen
  4. halen uiteen
  5. halen uiteen
  6. halen uiteen
o.v.t.
  1. haalde uiteen
  2. haalde uiteen
  3. haalde uiteen
  4. haalden uiteen
  5. haalden uiteen
  6. haalden uiteen
v.t.t.
  1. heb uiteengehaald
  2. hebt uiteengehaald
  3. heeft uiteengehaald
  4. hebben uiteengehaald
  5. hebben uiteengehaald
  6. hebben uiteengehaald
v.v.t.
  1. had uiteengehaald
  2. had uiteengehaald
  3. had uiteengehaald
  4. hadden uiteengehaald
  5. hadden uiteengehaald
  6. hadden uiteengehaald
o.t.t.t.
  1. zal uiteenhalen
  2. zult uiteenhalen
  3. zal uiteenhalen
  4. zullen uiteenhalen
  5. zullen uiteenhalen
  6. zullen uiteenhalen
o.v.t.t.
  1. zou uiteenhalen
  2. zou uiteenhalen
  3. zou uiteenhalen
  4. zouden uiteenhalen
  5. zouden uiteenhalen
  6. zouden uiteenhalen
en verder
  1. ben uiteengehaald
  2. bent uiteengehaald
  3. is uiteengehaald
  4. zijn uiteengehaald
  5. zijn uiteengehaald
  6. zijn uiteengehaald
diversen
  1. haal uiteen!
  2. haalt uiteen!
  3. uiteengehaald
  4. uiteenhalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uiteenhalen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
separate scheiden; splitsen; uit elkaar halen; uiteenhalen afscheiden; afsplitsen; afzonderen; apart zetten; delen; hakken; in stukken hakken; isoleren; loskoppelen; opdelen; opsplitsen; scheiden; separeren; splitsen; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uiteengaan; uitsplitsen; van elkaar gaan
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
separate afzonderlijk; alleenstaand; apart; besloten; bijzonder; enig; enig in zijn soort; gescheiden; geïsoleerd; los van elkaar; losstaand; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; op zich; op zichzelf staand; privé; separaat; uniek; vrijstaand