Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
escape
|
|
ontsnapping; ontvluchting; uitbraak; uitbreken
|
hide
|
|
huid; vel
|
refuge
|
|
asiel; haven; hospitium; opvangcentrum; rustpunt; schuilhoek; schuilhol; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchthaven; toevluchtshaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; verkeersheuvel; vluchthaven; vluchtheuvel; vluchtoord; vrijplaats; wijkplaats
|
shelter
|
|
abri; accommodatie; asiel; behuizing; bescherming; beschutting; hospitium; huisvesting; kwartier; luwte; onderdak; onderkomen; opvangcentrum; protectie; schuilhoek; schuilhol; schuilkelder; schuilplaats; stek; tehuis; toevlucht; toevluchtshaven; toevluchtsoord; verblijfplaats; vrijplaats; wachthuisje; wijkplaats
|
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
escape
|
ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vluchten; wegvluchten
|
aan iemands aandacht ontgaan; ontgaan; ontglippen; ontkomen; ontschieten; ontsnappen aan; ontvallen; ontvluchten; per ongeluk zeggen; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken
|
flee a country
|
uit een land wijken; uitwijken
|
|
give way
|
uit de weg gaan; uitwijken
|
begeven; doorbuigen; doorzakken; eraf gaan; flippen; los worden; losgaan; verzakken
|
go into exile
|
uit een land wijken; uitwijken
|
|
hide
|
schuilen; toevluchten; uitwijken; wegkruipen
|
achterhouden; bemantelen; bescherming zoeken; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; verschuilen; versluieren; verstoppen; wegstoppen
|
move out of the way
|
opzij gaan; uitwijken; zwenken
|
|
refuge
|
schuilen; toevluchten; uitwijken; wegkruipen
|
|
shelter
|
schuilen; toevluchten; uitwijken; wegkruipen
|
accommoderen; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen; plaatsen
|