Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. uitwisselen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de uitwisselen de neerlandés a inglés

uitwisselen:

uitwisselen verbo (wissel uit, wisselt uit, wisselde uit, wisselden uit, uitgewisseld)

  1. uitwisselen (ruilen; verruilen)
    to exchange
    – put in the place of another; switch seemingly equivalent items 1
    • exchange verbo (exchanges, exchanged, exchanging)
    to swop; to swap
    – exchange or give (something) in exchange for 1
    • swop verbo, británico (swops, swopped, swopping)
    • swap verbo, americano (swaps, swapped, swapping)
    to trade; to barter; to change for
    • trade verbo (trades, traded, trading)
    • barter verbo (barters, bartered, bartering)
    • change for verbo (changes for, changed for, changing for)

Conjugaciones de uitwisselen:

o.t.t.
  1. wissel uit
  2. wisselt uit
  3. wisselt uit
  4. wisselen uit
  5. wisselen uit
  6. wisselen uit
o.v.t.
  1. wisselde uit
  2. wisselde uit
  3. wisselde uit
  4. wisselden uit
  5. wisselden uit
  6. wisselden uit
v.t.t.
  1. heb uitgewisseld
  2. hebt uitgewisseld
  3. heeft uitgewisseld
  4. hebben uitgewisseld
  5. hebben uitgewisseld
  6. hebben uitgewisseld
v.v.t.
  1. had uitgewisseld
  2. had uitgewisseld
  3. had uitgewisseld
  4. hadden uitgewisseld
  5. hadden uitgewisseld
  6. hadden uitgewisseld
o.t.t.t.
  1. zal uitwisselen
  2. zult uitwisselen
  3. zal uitwisselen
  4. zullen uitwisselen
  5. zullen uitwisselen
  6. zullen uitwisselen
o.v.t.t.
  1. zou uitwisselen
  2. zou uitwisselen
  3. zou uitwisselen
  4. zouden uitwisselen
  5. zouden uitwisselen
  6. zouden uitwisselen
en verder
  1. ben uitgewisseld
  2. bent uitgewisseld
  3. is uitgewisseld
  4. zijn uitgewisseld
  5. zijn uitgewisseld
  6. zijn uitgewisseld
diversen
  1. wissel uit!
  2. wisselt uit!
  3. uitgewisseld
  4. uitwisselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitwisselen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
barter omruil; omruiling; omwisseling; ruil; ruilhandel; ruiling; ruiltransactie; ruilverkeer; uitwisseling
exchange aandelenbeurs; beurs; effectenbeurs; inruil; omruil; omruiling; omwisselen; omwisseling; ruil; ruilen; ruilhandel; ruiling; ruiltransactie; ruilverkeer; uitwisseling; verruiling; verwisseling
swap omruil; omruiling; omwisseling; ruil; ruiling; ruiltransactie; uitwisseling
swop omruil; omruiling; omwisseling; ruil; ruiling; ruiltransactie; uitwisseling
trade commercie; handel; handelsverkeer; handelswaar; klandizie; koophandel; koopwaar; metier; negotie; nering; waar
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
barter ruilen; uitwisselen; verruilen omruilen; omwisselen; ruilen; verwisselen; wisselen
change for ruilen; uitwisselen; verruilen inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen
exchange ruilen; uitwisselen; verruilen hernieuwen; herstellen; inruilen; inwisselen; omruilen; omwisselen; renoveren; ruilen; verbeteren; vernieuwen; verruilen; verwisselen; wisselen
swap ruilen; uitwisselen; verruilen aflossen; hernieuwen; herstellen; inwisselen; omruilen; omwisselen; remplaceren; renoveren; ruilen; verbeteren; vernieuwen; verruilen; vervangen; verwisselen; wisselen
swop ruilen; uitwisselen; verruilen inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen
trade ruilen; uitwisselen; verruilen handel drijven; handelen; hernieuwen; herstellen; inwisselen; omruilen; omwisselen; renoveren; ruilen; verbeteren; vernieuwen; verruilen; verwisselen; wisselen

Wiktionary: uitwisselen


Cross Translation:
FromToVia
uitwisselen exchange; interchange; swap; share; switch; trade échangerdonner une chose contre une autre.