Resumen
Neerlandés
Traducciones detalladas de van plan zijn de neerlandés a inglés
van plan zijn:
-
van plan zijn
-
van plan zijn (voorhebben)
Conjugaciones de van plan zijn:
o.t.t.
- ben van plan
- bent van plan
- bent van plan
- zijn van plan
- zijn van plan
- zijn van plan
o.v.t.
- was van plan
- was van plan
- was van plan
- waren van plan
- waren van plan
- waren van plan
v.t.t.
- ben van plan geweest
- bent van plan geweest
- is van plan geweest
- zijn van plan geweest
- zijn van plan geweest
- zijn van plan geweest
v.v.t.
- was van plan geweest
- was van plan geweest
- was van plan geweest
- waren van plan geweest
- waren van plan geweest
- waren van plan geweest
o.t.t.t.
- zal van plan zijn
- zult van plan zijn
- zal van plan zijn
- zullen van plan zijn
- zullen van plan zijn
- zullen van plan zijn
o.v.t.t.
- zou van plan zijn
- zou van plan zijn
- zou van plan zijn
- zouden van plan zijn
- zouden van plan zijn
- zouden van plan zijn
diversen
- ben van plan!
- bent van plan!
- van plan geweest
- van plan zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for van plan zijn:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
plan | grondplan; opzet; plan; planning; plattegrond; project; situatieschets; situatietekening; stadskaart | |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
intend | van plan zijn; voorhebben | inleven; invoelen; meeleven; voelen |
plan | van plan zijn | bedenken; beramen; inplannen; plan beramen; plannen; verzinnen; zinnen |
propose | van plan zijn | aanbevelen; aanraden; aanvoeren; iemand recommanderen; naar voren brengen; nomineren; opperen; poneren; te berde brengen; ter overweging geven; voordragen; voorleggen; voorslaan; voorstellen |
take on | van plan zijn | aanbinden; aanknopen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; accepteren; beginnen; onderhanden nemen; op zich nemen; starten; van start gaan |
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
intend | van plan; van zins |
Wiktionary: van plan zijn
van plan zijn
verb
-
to intend; plan on doing
-
to intend
-
have set as one's purpose; intend