Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. vloer:
  2. vloeren:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de vloer de neerlandés a inglés

vloer:

vloer [de ~ (m)] sustantivo

  1. de vloer (grond)
    the floor; the ground; the bottom; the base

Translation Matrix for vloer:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
base grond; vloer base; bouwfundament; fundament; fundering; grondslag; grondtal; grondvlak; honk; huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis
bottom grond; vloer achterste; achterwerk; bibs; billen; bodem; kont; ondereinde; onderkant; onderzijde; zitvlak; zitwerk
floor grond; vloer etage; verdieping; woonlaag
ground grond; vloer aarde; aardkorst; afweging; bodem; bodemoppervlak; bouwterrein; gebied; gemalen; grond; kavel; overdenking; overweging; perceel; terrein; vermalen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
base baseren; begronden; funderen; onderbouwen; onderheien
floor neerslaan; omslaan; onderuithalen; vloeren
ground aarden; funderen; gronden; hameren; instellen; invoeren; kloppen met een hamer; koloniseren; onderbouwen; onderheien; oprichten; settelen; stichten; vestigen
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
base laagstaand; ploertig

Palabras relacionadas con "vloer":


Definiciones relacionadas de "vloer":

  1. grondvlak van een ruimte1
    • wij hebben een vloer van planken1

Wiktionary: vloer

vloer
noun
  1. bodem van een ruimte in een gebouw
vloer
noun
  1. lower part of a room

Cross Translation:
FromToVia
vloer floor Fußboden — begehbare Fläche in einem Raum
vloer floor plancherouvrage de charpente fait d’un assemblage de solives, recouvrir de planches former plate-forme sur l’aire d’un rez-de-chaussée, ou séparer deux étages d’un bâtiment.

vloeren:

vloeren verbo (vloer, vloert, vloerde, vloerden, gevloerd)

  1. vloeren (neerslaan; onderuithalen; omslaan)
    to floor; to knock down
    – knock down with force 2
    • floor verbo (floors, floored, flooring)
    • knock down verbo (knocks down, knocked down, knocking down)
  2. vloeren (iemand neerslaan; omslaan)
    to knock down; to fall down; to strike down
    • knock down verbo (knocks down, knocked down, knocking down)
    • fall down verbo (falls down, fell down, falling down)
    • strike down verbo (strikes down, struck down, striking down)

Conjugaciones de vloeren:

o.t.t.
  1. vloer
  2. vloert
  3. vloert
  4. vloeren
  5. vloeren
  6. vloeren
o.v.t.
  1. vloerde
  2. vloerde
  3. vloerde
  4. vloerden
  5. vloerden
  6. vloerden
v.t.t.
  1. heb gevloerd
  2. hebt gevloerd
  3. heeft gevloerd
  4. hebben gevloerd
  5. hebben gevloerd
  6. hebben gevloerd
v.v.t.
  1. had gevloerd
  2. had gevloerd
  3. had gevloerd
  4. hadden gevloerd
  5. hadden gevloerd
  6. hadden gevloerd
o.t.t.t.
  1. zal vloeren
  2. zult vloeren
  3. zal vloeren
  4. zullen vloeren
  5. zullen vloeren
  6. zullen vloeren
o.v.t.t.
  1. zou vloeren
  2. zou vloeren
  3. zou vloeren
  4. zouden vloeren
  5. zouden vloeren
  6. zouden vloeren
diversen
  1. vloer!
  2. vloert!
  3. gevloerd
  4. vloerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vloeren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
floor etage; grond; verdieping; vloer; woonlaag
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
fall down iemand neerslaan; omslaan; vloeren imploderen; instorten; naar beneden storten; naar beneden vallen; neerstorten; neervallen; omlaagvallen; op de grond vallen; vallen
floor neerslaan; omslaan; onderuithalen; vloeren
knock down iemand neerslaan; neerslaan; omslaan; onderuithalen; vloeren neervallen; omverslaan; op de grond vallen
strike down iemand neerslaan; omslaan; vloeren neervallen; op de grond vallen

Palabras relacionadas con "vloeren":


Wiktionary: vloeren

vloeren
verb
  1. strike down