Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. voorhouden:


Neerlandés

Traducciones detalladas de voorhouden de neerlandés a inglés

voorhouden:

voorhouden verbo (houd voor, houdt voor, hield voor, hielden voor, voorgehouden)

  1. voorhouden (aanrekenen; beschuldigen; verwijten; )
    to accuse; to blame; to reproach; to reprimand; hold against; to rebuke; to discredit
    • accuse verbo (accuses, accused, accusing)
    • blame verbo (blames, blamed, blaming)
    • reproach verbo (reproaches, reproached, reproaching)
    • reprimand verbo (reprimands, reprimanded, reprimanding)
    • hold against verbo
    • rebuke verbo (rebukes, rebuked, rebuking)
    • discredit verbo (discredits, discredited, discrediting)

Conjugaciones de voorhouden:

o.t.t.
  1. houd voor
  2. houdt voor
  3. houdt voor
  4. houden voor
  5. houden voor
  6. houden voor
o.v.t.
  1. hield voor
  2. hield voor
  3. hield voor
  4. hielden voor
  5. hielden voor
  6. hielden voor
v.t.t.
  1. heb voorgehouden
  2. hebt voorgehouden
  3. heeft voorgehouden
  4. hebben voorgehouden
  5. hebben voorgehouden
  6. hebben voorgehouden
v.v.t.
  1. had voorgehouden
  2. had voorgehouden
  3. had voorgehouden
  4. hadden voorgehouden
  5. hadden voorgehouden
  6. hadden voorgehouden
o.t.t.t.
  1. zal voorhouden
  2. zult voorhouden
  3. zal voorhouden
  4. zullen voorhouden
  5. zullen voorhouden
  6. zullen voorhouden
o.v.t.t.
  1. zou voorhouden
  2. zou voorhouden
  3. zou voorhouden
  4. zouden voorhouden
  5. zouden voorhouden
  6. zouden voorhouden
en verder
  1. ben voorgehouden
  2. bent voorgehouden
  3. is voorgehouden
  4. zijn voorgehouden
  5. zijn voorgehouden
  6. zijn voorgehouden
diversen
  1. houd voor!
  2. houdt voor!
  3. voorgehouden
  4. voorhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorhouden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
blame berisping; blaam; gisping; kwalijk nemen; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
discredit diskrediet; opspraak
reprimand berisping; gisping; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
reproach berisping; blaam; gisping; kwalijk nemen; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
accuse aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanklagen; beschuldigen; betichten; incrimineren; ten laste leggen; tenlaste leggen; verdacht maken; verdenken
blame aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; terechtwijzen; vermanen; voor de voeten gooien; waarschuwen; wijten
discredit aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
hold against aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
rebuke aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; bestraffen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; sancties treffen; straffen; terechtwijzen; vermanen; voor de voeten gooien; waarschuwen
reprimand aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; bestraffen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; sancties treffen; straffen; terechtwijzen; vermanen; voor de voeten gooien; waarschuwen
reproach aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanrekenen; aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien