Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
absolution
|
amnestie; kwijtschelding; vrijlating
|
absolutie; begenadiging; genade; gratie; kwijtschelding; pardon
|
amnesty
|
amnestie; kwijtschelding; vrijlating
|
absolutie; kwijtschelding; pardon
|
discharge
|
loslating; vrijlating
|
afdanken; afschaffen; afvoer; afwatering; decharge; emissie; kwijting; lossing; lozing; ontlading; ontslaan; ontslaan van werknemers; ontslag; plotselinge uitbarsting; uit de dienst ontslaan; uitlading; uitstoot; waterafvoer
|
dismissal
|
loslating; vrijlating
|
afdanken; afdanking; afkeuring; afschaffen; afwijzing; congé; ontslaan; ontslaan van werknemers; ontslag; rejectie; terugwijzing; uit de dienst ontslaan; uitstoot; verwerping; verworpenheid; weigering
|
liberation
|
amnestie; kwijtschelding; loslating; vrijlating
|
beschikbaarmaken; bevrijden; bevrijding; disponibel maken; loslaten; ontzetting; redding; verlossing; vrijmaking; zaligheid
|
manumission
|
amnestie; kwijtschelding; loslating; vrijlating
|
|
pardon
|
amnestie; kwijtschelding; vrijlating
|
absolutie; begenadiging; genade; gratie; kwijtschelding; pardon; vergeving; vergiffenis; verschoning
|
release
|
amnestie; kwijtschelding; loslating; vrijlating
|
bevrijding; invrijheidstelling; loslating; losraken; ontzetting; redding; uitlaat; uitlaatpijp; verlossing; versie; vlampijp; vrijmaking; zaligheid
|
remission
|
amnestie; kwijtschelding; vrijlating
|
absolutie; begenadiging; genade; gratie; kwijtschelding; pardon; vergeving; vergiffenis; verschoning
|
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
discharge
|
|
aan de dijk zetten; afdanken; afladen; afscheiden; afvloeien; afvoeren; congé geven; dwingen ontslag te nemen; eruit gooien; iets uitladen; kwijten; lossen; lozen; ontheffen; ontladen; ontslaan; pasporteren; uitscheiden; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; van zijn positie verdrijven; verzenden; wegsturen; wegzenden
|
pardon
|
|
excuseren; excuses aanbieden; vergeven; vergiffenis schenken; verontschuldigen
|
release
|
|
afhelpen; amnestie verlenen; bevrijden; bevrijden van; bevrijden van belegeraars; detacheren; in vrijheid stellen; invrijheidstellen; lanceren; laten gaan; laten opstijgen; loskomen; loskrijgen; loslaten; losmaken; loswerken; ontheffen; ontslaan; ontsnappen; ontzetten; op de markt brengen; openen; openstellen; oplaten; scheiden; toegankelijk maken; uitgeven; uitsturen; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlossen; verzenden; vrijgeven; vrijkomen; vrijlaten; wegsturen; wegzenden; zich bevrijden
|