Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. vastgoed:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de vastgoed de neerlandés a español

vastgoed:

vastgoed [het ~] sustantivo

  1. het vastgoed (onroerende goederen; onroerende zaken)
    el inmuebles
  2. het vastgoed (onroerend goed)
    el inmobilario; el inmueble

Translation Matrix for vastgoed:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
inmobilario onroerend goed; vastgoed
inmueble onroerend goed; vastgoed bouwsel; bouwwerk; gebouw; pand
inmuebles onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed landgoed
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
inmueble immobiel; onbeweeglijk; onroerend

Wiktionary: vastgoed

vastgoed
noun
  1. goed dat niet verplaatsbaar is, onroerend goed

Cross Translation:
FromToVia
vastgoed bien inmueble; bien raíz real estate — property that cannot easily be moved