Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/español ->Buscar: aanhef

Resultados de aanhef en neerlandés y español

Eliminar anuncios

Resumen

Neerlandés a español: más información...

aanhef:
- cabeza; cerebro; jefe; directora; cabecera; mente; entonamiento
aanheffen:
- empezar; comienzo; comenzar
Wiktionary:
- aanhef → entonamiento, entonación, comienzo, principio, exordio
- aanheffen → entonar, empezar, comenzar

Neerlandés

Traducciones detalladas de aanhef de neerlandés a español

aanhef:

aanhef [de ~ (m)] sustantivo

de aanhef (titel; hoofd)
la cabeza; el cerebro; el jefe; la directora; la cabecera; la mente; el entonamiento
- cabeza [la ~] sustantivo
- cerebro [el ~] sustantivo
- jefe [el ~] sustantivo
- directora [la ~] sustantivo
- cabecera [la ~] sustantivo
- mente [la ~] sustantivo
- entonamiento [el ~] sustantivo

Translation Matrix for aanhef:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
cabecera	aanhef; hoofd; titel	aanvoerder; aanvoerster; bewustzijn; brein; harses; hoofd; hoofdeinde; hoofdman; hopman; inzicht; leider; leidster; leidsvrouw; rede; verstand; voorvrouw
cabeza	aanhef; hoofd; titel	baas; bewustzijn; bol; brein; chef; harses; hoofd; hoofd van een mens; inzicht; rede; verstand; voorman; werkbaas
cerebro	aanhef; hoofd; titel	harses; hopman; kop; krantenkop; meesterbrein
directora	aanhef; hoofd; titel	aanvoerster; baas; directrice; hopman; leidster; leidsvrouw; meerdere; meester; patroon; rectrice; superieur; voorvrouw
entonamiento	aanhef; hoofd; titel
jefe	aanhef; hoofd; titel	aanvoerder; aanvoerster; baas; beheerser; bevelhebber; chef; gebieder; gouverneur; hoofd; hoofdleider; hoofdman; landvoogd; leider; leidsman; leidster; leidsvrouw; meerdere; meester; opperhoofd; patroon; ploegbaas; regent; rijksbestuurder; stadhouder; stamhoofd; superieur; topfiguur; voorman; voorvrouw; werkbaas; werkmeester
mente	aanhef; hoofd; titel	brein; denkvermogen; geest; harses; hersens; vernuft; verstand

Wiktionary: aanhef

aanhef

noun

begin (muziekstuk).
- aanhef → entonamiento; entonación; comienzo; principio; exordio

aanheffen:

aanheffen [znw.] sustantivo

aanheffen (inzetten)
el empezar; el comienzo; el comenzar
- empezar [el ~] sustantivo
- comienzo [el ~] sustantivo
- comenzar [el ~] sustantivo

Translation Matrix for aanheffen:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
comenzar	aanheffen; inzetten
comienzo	aanheffen; inzetten	aanvang; begin; effectief worden; ingaan; inzet; opening; start; van kracht worden
empezar	aanheffen; inzetten	aansnijden; entameren
Verb	Traducciones relacionadas	Other Translations
comenzar		aanbinden; aanbreken; aangaan; aanknopen; aanleren; aansteken; aantreden; aanvangen; aanwenden; arrangeren; beginnen; benutten; een begin nemen; eigen maken; gebruik maken van; gebruiken; iets op touw zetten; in de fik steken; inleiden; inrichten; installeren; intreden; inzetten; leren; ondernemen; op gang komen; openen; oppikken; opsteken; regelen; sigaret opsteken; starten; toepassen; toetreden; van start gaan; verwerven
empezar		aanbinden; aanbreken; aangaan; aanknopen; aanvangen; beginnen; een begin nemen; inleiden; intreden; inzetten; ondernemen; ontstaan; op gang komen; openen; oprijzen; rijzen; starten; van start gaan; voortkomen

Wiktionary: aanheffen

aanheffen

verb

beginnen.
- aanheffen → entonar; empezar; comenzar

Eliminar anuncios

Eliminar anuncios