Resumen
Neerlandés a español: más información...
- toebehoren:
-
Wiktionary:
- toebehoren → pertenecer
- toebehoren → complemento, accesorio, a, pertenecer a, ser de, pertenecer
Neerlandés
Traducciones detalladas de toebehoren de neerlandés a español
toebehoren:
-
het toebehoren
el accesorios
-
toebehoren (behoren)
Conjugaciones de toebehoren:
o.t.t.
- behoor toe
- behoort toe
- behoort toe
- behoren toe
- behoren toe
- behoren toe
o.v.t.
- behoorde toe
- behoorde toe
- behoorde toe
- behoorden toe
- behoorden toe
- behoorden toe
v.t.t.
- heb toebehoord
- hebt toebehoord
- heeft toebehoord
- hebben toebehoord
- hebben toebehoord
- hebben toebehoord
v.v.t.
- had toebehoord
- had toebehoord
- had toebehoord
- hadden toebehoord
- hadden toebehoord
- hadden toebehoord
o.t.t.t.
- zal toebehoren
- zult toebehoren
- zal toebehoren
- zullen toebehoren
- zullen toebehoren
- zullen toebehoren
o.v.t.t.
- zou toebehoren
- zou toebehoren
- zou toebehoren
- zouden toebehoren
- zouden toebehoren
- zouden toebehoren
en verder
- ben toebehoord
- bent toebehoord
- is toebehoord
- zijn toebehoord
- zijn toebehoord
- zijn toebehoord
diversen
- behoor toe!
- behoort toe!
- toebehoord
- toebehorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toebehoren:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
accesorios | toebehoren | accessoires; benodigdheden; hulpstukken; materialen |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
pertenecer | behoren; toebehoren | thuishoren |
ser de | behoren; toebehoren | behoren bij; behoren tot; gunnen; iets toekennen; ondervragen; overhoren; thuishoren; toebedelen; toebehoren aan; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren; zijn van |
Wiktionary: toebehoren
toebehoren
Cross Translation:
verb
-
het eigendom zijn van
- toebehoren → pertenecer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toebehoren | → complemento; accesorio | ↔ accessory — that which belongs to something else deemed the principal, attachment |
• toebehoren | → a | ↔ belong — be the property of |
• toebehoren | → pertenecer a; ser de; pertenecer | ↔ appartenir — être la propriété légitime de quelqu’un, que celui à qui est la chose l’ait en sa possession ou non. |