Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. combineren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de combineren de neerlandés a español

combineren:

combineren verbo (combineer, combineert, combineerde, combineerden, gecombineerd)

  1. combineren (een combinatie maken)
  2. combineren (samenvoegen; bijeen voegen)

Conjugaciones de combineren:

o.t.t.
  1. combineer
  2. combineert
  3. combineert
  4. combineren
  5. combineren
  6. combineren
o.v.t.
  1. combineerde
  2. combineerde
  3. combineerde
  4. combineerden
  5. combineerden
  6. combineerden
v.t.t.
  1. heb gecombineerd
  2. hebt gecombineerd
  3. heeft gecombineerd
  4. hebben gecombineerd
  5. hebben gecombineerd
  6. hebben gecombineerd
v.v.t.
  1. had gecombineerd
  2. had gecombineerd
  3. had gecombineerd
  4. hadden gecombineerd
  5. hadden gecombineerd
  6. hadden gecombineerd
o.t.t.t.
  1. zal combineren
  2. zult combineren
  3. zal combineren
  4. zullen combineren
  5. zullen combineren
  6. zullen combineren
o.v.t.t.
  1. zou combineren
  2. zou combineren
  3. zou combineren
  4. zouden combineren
  5. zouden combineren
  6. zouden combineren
en verder
  1. is gecombineerd
  2. zijn gecombineerd
diversen
  1. combineer!
  2. combineert!
  3. gecombineerd
  4. combinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for combineren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
unir koppelen; koppeling
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
agrupar combineren; een combinatie maken bundelen; groeperen
combinar combineren; een combinatie maken onderling verbinden; op bankrekening zetten; samenvoegen; sparen; van verband voorzien; verbinden
conglomerar bijeen voegen; combineren; samenvoegen
empalmar bijeen voegen; combineren; samenvoegen
ensamblar bijeen voegen; combineren; samenvoegen assembleren; in elkaar zetten; monteren
montar bijeen voegen; combineren; samenvoegen aanbinden; aanknopen; arrangeren; assembleren; beginnen; berijden; bestijgen; betrappen; bevestigen; bouwen; ergens aan bevestigen; iets op touw zetten; in elkaar zetten; in het leven roepen; inrichten; installeren; instappen; koppelen; maken; monteren; opbouwen; regelen; scheppen; snappen; vastmaken; vastzetten
unir bijeen voegen; combineren; samenvoegen bij elkaar houden; bijeenhouden; bundelen; doorverbinden; koppelen; onderling verbinden; panorama maken; paren; van verband voorzien; verbinden

Wiktionary: combineren

combineren
verb
  1. door elkaar doen
  2. met elkaar in verband brengen

Cross Translation:
FromToVia
combineren juntar; combinar; unir combine — bring two or more things or activities together