Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
embustero
|
|
bedrieger; dromer; fantast; flessentrekker; jokkebrok; leugenaar; leugenbeest; misleider; oplichter; utopist
|
falso
|
|
verkeerde
|
ignorancia
|
duister; onbekendheid
|
doofstomheid; stomheid
|
malicioso
|
|
gladjanus; gluiperd
|
mentiroso
|
|
aartsbedrieger; aartsleugenaar; doortrapte leugenaar; draaier; draaihals; draaikont; dromer; fantast; jokkebrok; leugenaar; leugenbeest; misleider; utopist; veinzer
|
oscuridad
|
donker; duister; duisterheid; duisternis; onbekendheid; onduidelijkheid
|
radeloosheid; somberheid; treurnis; triestheid; vertwijfeling; wanhoop
|
penumbra
|
donker; duister; duisternis
|
deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
|
siniestro
|
|
catastrofe; ramp; schadegeval
|
vago
|
|
arbeidsschuw; flierefluiter; klooier; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; luiaard; luilak; luiwammes; slampamper
|
vaguedad
|
duister; duisterheid; onduidelijkheid
|
onbestembaarheid; onbestemd gevoel; vaagheid
|
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
de mal aguero
|
dreigend; duister; huiveringwekkend; luguber; onheilspellend; sinister
|
|
dudoso
|
duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
aanvechtbaar; bedenkelijk; bestrijdbaar; betwist; betwistbaar; discutabel; dubieus; kwestieus; niet duidelijk; niet helder; omstreden; onduidelijk; onhelder; onklaar; troebel; twijfelachtig; vaag; verdacht
|
embustero
|
duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
|
falso
|
duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
achterbaks; arglistig; argwaan opwekkend; bedriegelijk; bits; boefachtig; boosaardig; doortrapt; duivelachtig; duivels; ernaast; fout; foutief; gedwongen; gefingeerd; geforceerd; gehaaid; gemaakt; gemaakte gevoelens; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; huichelachtig; in het geniep; kattig; kwaadaardig; kwaadwillig; leep; leugenachtig; link; listig; met slechte intentie; min; mis; nagemaakt; nep; niet echt; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onecht; ongebruikt; ongeopend; onjuist; onnatuurlijk; onoprecht; onwaar; onwaarachtig; pinnig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; spinnig; stiekem; ten onrechte; tweetongig; uitgekookt; vals; verdacht; verkeerd; vervalst
|
inculpado
|
duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
aanvechtbaar; bestrijdbaar; betwistbaar; dubieus; kwestieus; twijfelachtig
|
lóbrego
|
duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
akelig; beroerd; ellendig; eng; griezelig; naar; onduidelijk; sinister; wollig
|
lúgubre
|
donker; dubieus; duister; glibberig; obscuur; onguur; verdacht
|
aan een ziekte lijdend; afschuwelijk; afstotend voor zintuigen; akelig; angstaanjagend; beangstigend; eng; griezelig; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; lelijk; luguber; macaber; sinister; spookachtig; weerzinwekkend; ziek
|
malicioso
|
donker; dubieus; duister; glibberig; obscuur; onguur; verdacht
|
boosaardig; gemeen; giftig; hatelijk; kwaadaardig; malicieus; min; satanisch; slecht; stekelig; vals; venijnig; verraderlijk; vijandig
|
mentiroso
|
duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
bedrieglijk; illusoir; leugenachtig; misleidend
|
misterioso
|
duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
geheimzinnig; mysterieus; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; raadselachtig; troebel; vaag; wollig
|
no digno de confianza
|
duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
leugenachtig
|
no fidedigno
|
duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
leugenachtig
|
obscuro
|
duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
onduidelijk; wollig
|
oscuro
|
donker; dubieus; duister; glibberig; louche; obscuur; onbetrouwbaar; onguur; onverlicht; verdacht
|
beangstigend; eng; grauwkleurig; grijs; melancholische; naargeestig; onduidelijk; somber; triest; troosteloos; wollig; zwaarmoedig
|
poco fiable
|
duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
|
leugenachtig; onduidelijk; wollig
|
siniestro
|
donker; dreigend; dubieus; duister; glibberig; huiveringwekkend; louche; luguber; obscuur; onbetrouwbaar; onguur; onheilspellend; sinister; verdacht
|
akelig; angstaanjagend; beangstigend; eng; griezelig; onappetijtelijk; onduidelijk; onsmakelijk; sinister; walgelijk; wollig
|
sombrío
|
donker; dreigend; dubieus; duister; glibberig; huiveringwekkend; louche; luguber; obscuur; onbetrouwbaar; onguur; onheilspellend; sinister; verdacht
|
aan een ziekte lijdend; akelig; bedrukt; beroerd; ellendig; eng; gedrukt; grauw; grauwkleurig; griezelig; grijs; helaas; jammer; jammer genoeg; melancholische; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naar; naargeestig; neerslachtig; onduidelijk; pessimistisch; sinister; sneu; somber; spijtig; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdrietig; vreugdeloos; wollig; ziek; zwartgallig
|
sospechosamente
|
dreigend; duister; huiveringwekkend; louche; luguber; onbetrouwbaar; onguur; onheilspellend; sinister; verdacht
|
onduidelijk; wollig
|
sospechoso
|
donker; dreigend; dubieus; duister; glibberig; huiveringwekkend; louche; luguber; obscuur; onbetrouwbaar; onguur; onheilspellend; sinister; verdacht
|
akelig; bedenkelijk; betwist; dubieus; eng; griezelig; kwestieus; leugenachtig; malafide; omstreden; onappetijtelijk; onduidelijk; onsmakelijk; sinister; twijfelachtig; variërend; verdacht; walgelijk; wisselend; wisselvallig; wollig
|
tenebroso
|
dreigend; duister; huiveringwekkend; louche; luguber; onbetrouwbaar; onguur; onheilspellend; sinister; verdacht
|
beangstigend; eng; naargeestig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; somber; triest; troebel; troosteloos; vaag; wollig; zwaarmoedig
|
tétrico
|
dreigend; duister; huiveringwekkend; louche; luguber; onbetrouwbaar; onguur; onheilspellend; sinister; verdacht
|
akelig; bedrukt; beroerd; ellendig; gedrukt; helaas; jammer; jammer genoeg; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naar; neerslachtig; onduidelijk; sneu; spijtig; teneergeslagen; terneergeslagen; verdrietig; wollig
|
vago
|
dreigend; duister; huiveringwekkend; louche; luguber; onbetrouwbaar; onguur; onheilspellend; sinister; verdacht
|
beneveld; bleek; dreigend; eng; flauw; flets; heiig; lui; mistig; nevelachtig; nevelig; niet doorzichtig; niet duidelijk; niet helder; niet zeker; niets doend; onbepaald; onbestemd; ondoorzichtig; onduidelijk; ongewis; onhelder; onklaar; onoverzichtelijk; onvast; schemerig; schimmig; troebel; vaag; vagelijk; verschoten; wazig; wollig
|